Welke rol speelden BVD en de media in aanloop naar treinkaping 1977.
De BVD ontdekte in 1976 plannen van Molukse jongeren uit Drenthe voor een gewapende inval op het Molukse eiland Ceram. Oud-KNIL kapitein Westerling was hierbij betrokken, maar bleek een inlichtingenzwendelaar. De treinkaping van 1977 was het trieste gevolg.
Over verijdelde Molukse
plannen, een voorgenomen gijzelingsactie, 200 Molukkers
per schip naar Vietnam, een gewapende aanval op Moluks eiland Ceram, een zelfstandige Molukse republiek (RMS) en oplichterspraktijken van Raymond Westerling.
Weinig tijd om alles nu te lezen?
De samenvatting
De BVD kwam er in de loop van 1976 achter dat Molukse
jongeren uit de kring van dominee Metiary uit Drenthe gevoelig bleken voor
gewapende activiteiten en een inval op het Molukse eiland Ceram voorbereidden. De
bekende en beruchte oud-KNIL kapitein Raymond Westerling, alias de Turk, was
een van de initiatiefnemers, maar bleek later een inlichtingenzwendelaar, een
oplichter. Toch zorgden zijn activiteiten voor een zoveelste scheuring
in de Molukse gemeenschap, nu tussen aanhangers van de zittende 'president'
Manusama en die van ds. Metiary. Er werd gesproken van een staatsgreep.
De BVD volledig en tijdig op de hoogte van deze plannen,
stak daar een stokje voor en verstoorde de plannen van Westerling en Metiary.
Informanten en agenten en - door tussenkomst van dezen - de media werden op de hoogte
gebracht waardoor Manusama in het zadel bleef. Door deze “inspanningen van de BVD” leek
de gewenste eenheid binnen de Zuidmolukse bevolkingsgroep bewaard.
De BVD dacht binnen de sterk verdeelde Molukse gemeenschap
met de hulp van de oudere generatie mogelijke oprispingen van de tweede en
derde generatie Molukkers in de kiem te kunnen smoren. Maar de BVD had zichzelf
in de voet geschoten door actief te proberen de gevestigde orde in de Molukse
gemeenschap veilig te stellen en was daarmee voorbijgegaan aan heersende
sentimenten in de ‘snelkookpan’ van anti-Manusama gezinde Molukse jongeren uit
Drenthe. De grote misrekening was dat ds. Metiary in het noorden van
het land heel veel aanhang en gezag had onder ontevreden en ongeduldige jonge
Molukkers en dat uit het oog was verloren waartoe deze generatie in staat was.
Radicale Molukse jongeren uit Drenthe raakten volledig
gefrustreerd door het afblazen van de plannen van Metiary en wilden het
‘buitenlands avontuur’ voortzetten. Om dat doel te bereiken werden in de
geïsoleerde Molukse woonwijken Assen en Bovensmilde in zeer korte tijd plannen
gesmeed voor de bezetting van de school in Bovensmilde en de treinkaping bij de
Punt in 1977.
Het hele verhaal
Molukkers in Nederland
\De eerste Molukkers arriveerden in Nederland op 21
maart 1951 in de haven van Rotterdam. Het schip de ‘Kota Inten’ had ongeveer
duizend ex-militairen van het voormalige Koninklijke Nederlandsch-Indisch Leger
(KNIL)
aan boord, grotendeels van Molukse herkomst. Als ‘verraders’ van de
Indonesische Republiek moesten ze vluchten naar Nederland, dat beloofde hen te
repatriëren. Dat beloofde tijdelijk verblijf was een van de redenen dat Molukkers werden gehuisvest in kampen in Nederland,
waaronder Westerbork dat onder de nazi's als doorgangskamp diende.
In totaal zouden
in korte tijd ongeveer 12.500 van deze zogenaamde 'Ambonezen' naar Nederland
komen. Tot een terugkeer zou het echter nooit komen.
Deze
Ambonezen woonden als groeperingen, families en pela’s verspreid over meer dan zestig
‘
woonoorden in Nederland. Hoewel er een eigen
Molukse republiek was uitgeroepen, de Republik
Maluku Selatan, was er binnen de gemeenschap zelf geen onverdeelde steun. Ook waren er religieuze
verschillen: de meeste ex-KNIL’ers waren christelijk, een veel kleiner deel was
moslim.
BVD
en MOLUKKERS JAREN ‘70
De
RMS-aanhang was intern verdeeld.
Er waren meningsverschillen over wie de
rechtmatige ‘president’ was. De ene groepering verkoos ir. Manusama, een ander
deel dweepte met ‘generaal’ Tamaela als het hoofd van de ‘regering in
ballingschap’. Kortom: een tamelijk armoedig georganiseerde groep ex-militairen
die met vrouwen en kinderen als zwerfkeien over Nederland waren ‘uitgestrooid’.
Vanwege hun gebrek aan structuur kon de Nederlandse overheid hen nauwelijks
inkaart brengen.
De
fragmentatie van de Molukse gemeenschap speelde ook de de landelijke politie-
en veiligheidsdiensten als de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) parten bij
het monitoren van politieke ontwikkelingen binnen de Ambonese gemeenschap. De
Nederlandse regering wenste van de BVD wel aandacht voor de relatie met
(voormalig) Nederlands-Indië. Ten eerste vanwege de problematiek rondom
Nieuw-Guinea, het deel van het koloniale gebied dat nog behouden was gebleven,
maar tegelijkertijd speelbal was van de internationale politiek. Ten tweede
werd de BVD ingezet om inlichtingen in te winnen over de oud-leden van de
Indonesische communistische partij (PKI) in Nederland, want in de Koude Oorlog
stond alles wat naar communisme rook in de schijnwerper van toenmalig BVD-chef
Louis Enthoven.
Pas
op de derde plaats moest de BVD de Molukse families in Nederland en anderen die
als Indonesische staatsburgers waren achtergebleven bestuderen.
De
oudste generatie ‘Ambonezen’ hield vast aan de Nederlandse belofte te mogen
terugkeren naar de Molukken. Deze generatie oud-militairen geloofde nog in
‘moed, beleid en trouw’ en ‘voor God en Vaderland’ van hun tijd bij het KNIL. Het
ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) was in
hoofdzaak verantwoordelijk voor ‘het wel en wee’ van de Ambonezen, en had niet bepaald
oog voor onrust binnen de groep ex-militairen, noch voor
politieke gevolgen van
hun verblijf.
Belangstelling BVD voor relaties Republiek Indonesië (R.I.)
Dus
de BVD bekommerde zich in die jaren onder communistenvreter Enthoven vooral om
het eventueel aanwezige communisme onder de ex-KNIL-militairen. Dat was
problematisch omdat Ambonezen niet of nauwelijks centraal georganiseerd waren.
Zij woonden verspreid over meer dan 60 ‘kampen en woonwijken’ in Nederland en
kenden elkaar hooguit via familierelaties. Ook hun voormalige werkgever het
KNIL blonk zeker in Nederlands-Indië niet uit als een homogeen leger, maar had
de troepen verspreid over de immens grote archipel. Daarnaast woonden op de
groep eilanden in het uiterste oosten van de nieuwe Republiek Indonesië dat nu
‘de Molukken’ heet, verschillende families en religies. Kortom ‘de’ Ambonees,
Zuid-Molukker of Molukker bestond niet.
In
de tussentijd had de BVD na de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië een
onderwerpsarchief aangelegd over de Ambonezen in Nederland. Gedurende twintig jaar bleef de
oudste generatie oud-KNIL-militairen lijdzaam en tevergeefs wachten op de
beloofde terugkeer naar hun geliefde Molukken. De tweede (en derde) generatie
bleek minder geduldig, werd mondiger en bleek bereid tot meer activisme.
Hierdoor raakten (Zuid-)Molukkers meer en meer
bekend bij politie- en/of inlichtingendiensten. Vooral vanwege gewelddadige
demonstraties, het optreden van eigen ordediensten, het bezit van vuurwapens en
door vernielingen van barakken in woonwijken.
Maar dat deze snel ontvlambare
vechtersbazen zouden kunnen uitgroeien tot gewelddadige of zelfs
terroristische gemotiveerde activisten, hielden Nederlandse autoriteiten zeker
in het gezapige Nederland van vóór 1970 niet voor mogelijk. Sterker, de Nederlandse
autoriteiten hadden vanuit een sudderend koloniaal bewustzijn zelfs niet het
vermogen te veronderstellen dat de trouwe Molukkers een serieuze bedreiging van
de openbare orde, de democratische rechtsorde of de staatsveiligheid zouden
kunnen worden.
Bezoek president Suharto aan Nederland
De Nederlandse
veiligheidsdienst besteedde vanwege het staatsbezoek van de Indonesische
president Suharto aan Nederland in september 1970 verhoogde aandacht aan de
Molukse gemeenschap in Nederland. De vooraankondiging van dit staatsbezoek
veroorzaakte namelijk felle reacties in heel Nederland, niet enkel onder de
Zuid-Molukkers; Suharto werd ook door Indische Nederlanders als een dictator
beschouwd.
Een goede inschatting van
mogelijke dreigingen voor Suharto en zijn gevolg werd van de BVD wel verwacht.
Alle verloven van ambtenaren bij de toenmalige sectie die ‘Aziatische en andere
zaken’ behandelde werden ingetrokken. Ook medewerkers van andere afdelingen
werden ‘ingeschakeld bij verwerving en verwerking van inlichtingen, van belang
voor de beveiliging van President Suharto van Indonesië’, zo staat te lezen in
het halfjaarlijkse BVD-periodiek ‘Panorama’
De BVD kon daarna niet
anders dan in een nog sneller tempo gegevens gaan verzamelen in de Zuidmolukse
gemeenschap om eventuele escalatie van geweld het hoofd te kunnen bieden.
Er werd veel benaderingen
uitgevoerd op Zuidmolukkers van wie werd gedacht dat zij Nederland trouw waren
gebleven. Nog meer BVD-personeel werd ingeschakeld van andere afdelingen,
waarbij het een ‘pre’ was wanneer deze ambtenaren de Maleise taal nog voldoende
machtig waren om sneller ‘rapport’ te kunnen maken onder de Zuidmolukkers.
Vooral BVD-ambtenaren
afkomstig van de Nederlandse politie en die werkzaam waren geweest in
Nederlands Nieuw-Guinea, Nederlands-Indische technici van de Koninklijke
Nederlandse Marine en werknemers die al bij de BVD werkten, werden omgeschoold
en ingezet om de inlichtingenpositie onder de Zuidmolukkers te versterken.
Uitdagingen voor BVD in
de jaren ‘70
Vanwege de almaar
groeiende onderlinge verdeeldheid binnen de Molukse gemeenschap over het
vraagstuk of een onafhankelijke RMS nog wel een realistisch doel was, kwamen
bij de BVD allerlei, niet altijd op betrouwbaarheid te controleren en
tegenstrijdige berichten binnen. Meldingen over al dan niet gewelddadige acties
liepen uiteen van gijzelingsacties tegen individuele personen tot demonstraties
en verstoringen van de openbare orde. Er werd vooral door geagiteerde
Nederlanders veel desinformatie verspreid, wat een goede evaluatie van de berichten
over voornemens van Molukkers vaak moeilijk maakte. De allergrootste uitdaging
voor de BVD was de gefragmenteerde Molukse samenleving zelf.
Medewerkers van
de Molukse desk waren gemotiveerd achterstallig onderhoud te verrichten aan de
informatiepositie onder de tweede generatie Molukkers.
Veel
ambtelijke organisaties in een versplinterd politiek-bestuurlijk Nederland
hielpen de BVD de nieuwe Zuidmolukse gemeenschappen in al haar diversiteit
opnieuw in kaart te brengen. Die inventarisatie leek een onafzienbaar lastige
klus gezien de verdeeldheid in politieke fracties en groeperingen en
onderscheid in houdingen tussen generaties. Een complicerende factor was dat de
Molukse taal nogal afweek van het zogeheten ‘pasar’ Maleis (straattaal) en was
doorspekt met soldaten- of kazerne uitdrukkingen (tangsi Maleis).
Langzamerhand
slaagde de BVD erin te kunnen aangeven waar de gewelddadige kernen binnen de
heterogene Molukse gemeenschap in Nederland zich bevonden.
|
ir, Manusama |
Het
was belangrijk te weten wie zich pro- of anti-RMS opstelde, of neutraal of
zelfs pro-Republik Indonesia. Wie waren de aanhangers van Manusama en
wie van Tamaela? Welke generaties jongeren zetten zich af tegen de ouderen en
hoe organiseerden de jongeren zich wel of niet?
|
'generaal' Tamaëla |
De
BVD verzamelde stapels informatie over plannen voor openbare ordeverstoringen,
vechtpartijen, geüniformeerde demonstraties, optreden van de (illegale) Molukse ordetroepen. En over trainingskampen met wapens in de Ardennen en in de bossen van
Friesland en Drenthe.
Oude
en nieuwe Molukse woonkernen werden opnieuw in beeld gebracht. Familienamen van de tweede en derde generatie Molukkers werden aan lijsten toegevoegd en studie werd verricht naar de aanwezige
pela-verbanden.
Vervolgens
werd aan de hand van historische gegevens van passagierslijsten zicht verkregen
over de afkomst (geboorteplaatsen en familieverbanden) van de
ex-KNIL-militairen; de rangen van de soldaten en onderofficieren. Geografische militaire plaatsingen werden in kaart gebracht, evenals religies
en politieke voorkeuren.
Vol
overtuiging werkten BVD-medewerkers aan het binnenhalen van basisgegevens,
omdat zonder die basis geen betrouwbare inschatting van de waarde van
berichtgeving kon plaatsvinden. Het vermogen om berichten steeds beter te
kunnen evalueren werd ook gevoed door de samenwerking met rijks- en
gemeentepolitie.
Opbouw netwerken ook bureauwerk
Wanneer
structuren ontbreken is het voor veiligheidsdiensten en politie moeilijk
betrouwbare kennis op te bouwen van een organisatie. Bovendien is de
betrouwbaarheid van een bron lastig of zelfs onmogelijk te bepalen wanneer
individuen in een en dezelfde organisatie elkaar tegenspreken.
Het
gevaar lag altijd op de loer dat de runners (case officers), de BVD’ers in het
veld, door informanten gekleurde gegevens binnen brachten die voor de deskofficers (bewerkers en
analisten) niet eenvoudig te verifiëren waren. Een heidens karwei, dat
volcontinu plaatsvond binnen de muren van de BVD.
Het
dagelijks bureauwerk bestond uit het controleren van de betrouwbaarheid van
de gegevens en de bronnen en uit het telefonisch overleggen met de vele
politiecontacten in het land. Wanneer de BVD vanwege bescherming van (de
identiteit van) menselijke bronnen, methoden en middelen de politie (nog) niet
wilde betrekken, werden wekelijks soms tientallen zogeheten ‘bevolkingschecks’
aangevraagd door de deskofficers en door collega’s in het land persoonlijk uitgevoerd.
Bij
de vele bezoeken die de antecedentenonderzoekers van de BVD brachten aan
gemeentelijke administraties werden veel dagenlang gegevens van persoonskaarten
in het bevolkingsregister handmatig overgeschreven. Dit had tot doel
familieverbanden, adressen en leeftijden in kaart te brengen, waarna verder kon
worden gerechercheerd.
Maar
ook telefoongidsen waren uitstekende bronnen en lagen op de bureaus onder
handbereik. Indien nodig kon een geheim telefoonnummer uit metadata worden
opgevraagd. Die had het staatsbedrijf PTT maar te verstrekken.
Relaties
van targets werden in kaart gebracht, familierelaties en vooral personen die
werkten de NL-overheden; daarmee had de BVD een ‘ingang’ om dichterbij te
komen.
Het werven van informanten
was verdomd lastig omdat veel Molukkers erg bang waren als ‘agent’ ontdekt te
worden door hun ‘landgenoten’ en als ‘verraders’ zouden worden ontmaskerd. Dus
dan maar eerst het
netwerk van een target in kaart brengen en zoeken naar mogelijke zo objectief
mogelijke menselijke bronnen, die het onderzoek konden leiden naar personen die
‘dicht bij het vuur’ zaten en meestal in de Molukse woonwijken zelf woonden. In
die wijken kwam geen blanke en zeker geen blanke politieman of BVD-er ongezien
binnen, laat staan dat er een kans was om een vertrouwelijk gesprek te voeren
met Molukkers in de woonwijken zelf.
Heel langzaam maar zeker
werden in de eerste drie à vier jaren na “Wassenaar” nieuwe tendensen en
stromingen gesignaleerd onder de tweede generatie Molukkers. Hoewel de meeste
nieuwe Molukse bewegingen zich in eerste aanleg tegen de Republiek Indonesia richtten,
bestond de angst dat ook de Nederlandse samenleving schade kon worden
berokkend.
De
BVD had het kleine voordeel dat zij criminele Molukse jongeren vertrouwelijk kon
benaderen in Huizen van Bewaring en gevangenissen. Creativiteit of
‘intelligence’ was vooral nodig omdat het benaderen van informanten in spe in
Molukse woonwijken vanwege bronbescherming niet wenselijk was. Soms werden
gesprekken gevoerd in safehouses en indien nodig zelfs in jachthutten, in bossen of in maisvelden in een auto. De koffie en de spekkoek werden door
de runner meegebracht. Ook moest de bron uiterst zorgvuldig geïnstrueerd worden
hoe hij zich moest verplaatsen en kreeg natuurlijk een coverstory mee, om aan familie-
kennissen en vrienden te kunnen uitleggen waar hij/zij was geweest en waarom.
Er
was een mogelijkheid om administraties van gemeenten in te schakelen en kandidaat-bronnen met een smoes (paspoort, rijbewijs) naar het gemeentehuis te lokken,
maar dat kon niet te vaak.
Een
verzoek van de politie naar het bureau te komen was een vaak met succes
beproefde methode. Werkende weg kwam je tot de ontdekking welke Molukse
woonwijken en vooral welke bewoners bereid bleken mee te werken met de
overheid.
Het
is bekend dat tot op de dag van vandaag corruptie en omkoping hoogtij vieren in
Indonesië zelf. Dezelfde houding en zucht naar aanzien en vooral geldelijk
gewin speelde ook in de Molukse gemeenschap in Nederland. Voor niets gaat de
zon op, dus voor een onkostenvergoeding was een klein aantal, vooral
koningsgezinde, Molukkers bereid de Nederlandse overheid te ‘helpen’. Velen
hadden immers met de Hollanders zij aan zij aan het front gestaan na
beëindiging van WO II in het voormalige Nederlands Indië.
Even terzijde, maar
belangrijk. Naast de Nederlandse overheid deed ook de Indonesische overheid via ambassades en
consulaten in Nederland, (West-)Duitsland en België zijn best om informatie te verzamelen onder de
Molukkers. Het zal niet verbazen dat met regelmaat in
dezelfde vijver werd gevist. Soms vertelden Molukkers tegen de BVD dat zij ook
contact hadden met een Indonesische ambassade en/of consulaat. Ongetwijfeld zal ook een ambassade hebben gevraagd
aan ‘hun’ Molukkers of zij contact hadden met BVD of zelfs zijn geadviseerd de
BVD te (des-)informeren. Waar BVD betaalde met reiskosten en soms met periodieke
toelagen, werd gezegd dat Indonesische inlichtingenofficieren betaalden
met drugs. Ook waren er vermoedens dat asielzoekers uit Indonesië, met een Molukse
achtergrond, als agent-provocateur naar Nederland werden gestuurd om te
infiltreren in Molukse woonwijken.
Microfoons en telefoontaps
De
meest betrouwbare bronnen in die tijd waren de zogeheten T- en M-acties.
Het
uitzoeken welke telefoontap het meeste rendement zou opleveren was een heidens
karwei. Meestal ging dat goed, maar soms werd er een telefoontap aangesloten op
een woonhuis waarvan de bewoners zich onvoldoende bezighielden met organisaties
of personen waarin de BVD was geïnteresseerd. Door allerlei ambtelijke en
hiërarchische ‘regeltjes’ kon een tap die minder opbracht dan verwacht, in die tijd niet
zomaar worden vervangen door snel een beter target ‘onder de tap te zetten’.
Daarop moest drie maanden worden gewacht. Zorgvuldigheid was dus geboden.
Op
plaatsen waar Molukkers vergaderden zoals in dorpshuizen, wijk- of kerkgebouwen
was het beter te zorgen voor de aanwezigheid van menselijke bronnen dan
technische apparatuur binnen te ‘smokkelen’ en te installeren.
Uit
angst voor ‘verraders’ binnen hun eigen woonwijken en vanwege ongewenste vragen
van eigen ‘broers en zusters’ in de lokale Molukse gemeenschap zelf,
vergaderden Molukse jongeren zo nu en dan buiten de woonwijk in een vakantie-
of zomerhuisje of zelfs in restaurants of cafés. Wanneer de BVD tijdig op de hoogte
was van de tijd en de plaats van een vergadering, dan kon geprobeerd worden een mobiele microfoon met zender te installeren. Een nadeel was de mindere
geluidskwaliteit van die microfoons, maar beter wat opbrengst dan geen
opbrengst.
Dat
‘tijdig op de hoogte zijn’ van een locatie waar een Molukse vergadering zou
plaatsvinden, was een essentiële voorwaarde voor het plaatsen van een
microfoon. Dat illustreren de volgende twee voorbeelden.
Het
vergaderen in huisjes in bungalow- of vakantieparken was bijna een rage in de
jaren ’70 en niet alleen onder de Molukkers, maar ook voor andere groepen
activisten waar de BVD belangstelling voor had, waren die huisjes favoriete
vergaderplaatsen.
Het
kon gebeuren dat de BVD op het allerlaatste moment ‘lucht kreeg’ van een
vergaderdatum en –plaats. Dat gegeven kwam vaak uit een telefoontap die niet
live werd uitgeluisterd maar op een tijdstip (direct) na de opname van dat
gesprek. Ook konden er berichten binnenkomen van de BVD-observatie- en volgploegen.
Soms werden beheerders van ‘favoriete’ vakantieparken gevraagd of zij
reserveringen aan de plaatselijke inlichtingendienst van de politie wilden
doorgeven, die vervolgens de BVD informeerde.
Bloed, zweet en tranen, een biertje na afloop
Zodra
de tijd en de plaats bekend waren (soms werd op voorhand en indien noodzakelijk
achteraf toestemming van de minister verkregen) ging een onopvallende ploeg
BVD’ers op pad om bijvoorbeeld microfoons of camera’s aan te brengen.
Hilarisch
(achteraf) was een moment dat deze technici de pech hadden dat toen zij zich
net hadden geïnstalleerd in de ruimte tussen het plafond van de vergaderruimte
en het schuine dak van het vakantiehuisje om de apparatuur te installeren, de
‘gasten’ al binnenkwamen.
Normaal
gesproken had een ploegje volgers en observanten, die als ondersteuning waren
meegereisd, de technici (op afstand) moeten waarschuwen. Soms kon dat vanwege
allerlei (technische) redenen niet.
Dankzij
kunst- en vliegwerk en met overtuigingskracht van de leiders van de volgploeg
richting de parkbeheerder kon worden gerealiseerd de technici ongezien uit het
huisje te halen, bijvoorbeeld door de huurders met een smoes naar een ander
huisje te verplaatsen. Het aanbranden van de technische BVD-ploeg was dan wel
voorkomen, maar ook een geluidsopname van de vergadering zat er niet meer in.
Gelukkig was dit een uitzondering.
Een
soortgelijk probleem ontstond toen er een vergadering was gepland aan een
gereserveerd tafeltje in een café. Op alle tafeltjes waren op verzoek door de
kroegbaas identieke bloemstukjes neergezet, waarvan er een was geprepareerd; er
zat een microfoon in. Dan wordt het vervelend voor de kroegbaas en voor de
ondersteunende observatiemedewerkers wanneer de activisten niet aan het
voorbestemde tafeltje willen gaan zitten. De smoes van de kroegbaas om alle
bloemstukken stuk voor stuk in de keuken van vers water te voorzien werkte
gelukkig en na de herschikking van de vazen konden de stemmen van de
vergadertijgers konden nog net op tijd ‘op band’ worden gezet.
Agenten en Informanten
Betrouwbare informanten
van de BVD waren de Molukkers die enig zicht hadden op de jonge tweede
generatie en van wie werd verondersteld dat zij hen ook ‘in bedwang’ konden
houden. Deze oudere generatie was bijvoorbeeld georganiseerd in Molukse ordediensten als de
KPK.
Het Korps Pendjagaan Keamanan (KPK) werd in
de jaren ‘50 opgericht om de orde binnen de Molukse gemeenschap in Nederland te
controleren en te handhaven. De activiteiten van dat korps werden door de
Nederlandse overheid aanvankelijk oogluikend toegestaan. Het kwam zelfs voor
dat de plaatselijke politie de hulp van de KPK inriep bij het oplossen van
‘typisch’ Molukse problemen in de woonwijken.
Enkele voormannen van de KPK – allen ex-KNIL-militairen - werkten ook
samen met de BVD, maar ook werden sommigen van hen door de ambassade van de
Republik Indonesia (R.I.) in Den Haag als beveiligers van Indonesische personen en/of gebouwen
gerekruteerd.
De angst voor infiltratie in de Molukse gemeenschap door de Indonesische
overheid was groter dan voor de Nederlandse overheid. Sommige
Molukse KPK-aanhangers vermoedden zelfs dat Indonesische inlichtingenofficieren
met een Molukse achtergrond door Jakarta naar Nederland waren gestuurd om het
RMS-ideaal te ondermijnen. Inderdaad werkten er Indonesische inlichtingenofficieren, ook van
Molukse herkomst, op de ambassade.
In het kader van een verdeel- en
heersstrategie beloofde de Indonesische inlichtingendienst de Molukkers
(gratis) visa voor bezoeken aan familie die in Indonesië en op de Molukken
waren achtergebleven. Daar werden later tegenprestaties voor gevraagd in de
vorm van het verstrekken van inlichtingen over Molukkers in Nederland.
De Indonesische Ambassade
richtte in 1971 zelfs de Stichting Opbouw Molukken (SOM) op, die streeft naar
een oplossing van het Molukse vraagstuk langs niet-politieke wegen.
Nagenoeg de gehele Molukse
gemeenschap beschouwde de activiteiten van deze Stichting echter als een
ernstige bedreiging van hun strijd om de vestiging van een eigen staat.
Als gevolg hiervan kwam
het eind januari en begin maart 1972 te Breda tot een gewelddadig treffen
tussen R.M.S.-gezinde Molukkers en wijkgenoten die verdacht werden van
Indonesische sympathieën.
Pro-Indonesië gezinde
jongeren verenigden zich met steun van de Indonesische Ambassade in de Angkatan
Pemuda Indonesia Maluku, APIM (= bundeling van Indonesische jongeren van
Molukse afkomst). Deze jongeren wilden belangstelling wekken voor de sociale en
economische opbouw van de Molukse eilanden.
Als tegenhanger richtten
pro-RMS-jongeren van de tweede generatie Molukkers het Jongerenfront van de RMS
op (Pemuda Masjarakat PM/RMS). De PM verlangde van de Nederlandse regering, dat
zij de activiteiten van de Indonesische Ambassade zou verbieden.
“De Indonesische minister van Buitenlandse zaken, Adam
Malik, vindt dat 'het probleem’ van de republiek der Zuid-Molukken moet worden
opgelost op basis van de Nederlands-Indonesische overeenkomst van augustus 1975 ‘De Waarheid’ 23 december 1975.
De ministeries CRM en Buitenlandse zaken spraken de
beweringen van Malik tegen. CRM verwees naar een op 27 augustus van dit jaar
uitgegeven persbericht over 'gezamenlijke aanbevelingen aan beide regeringen'
inzake enkele aspecten van het verblijf van Molukkers' in Nederland. Deze gezamenlijke
aanbevelingen waren opgesteld door Indonesische en Nederlandse ambtenaren.
Uit mededelingen blijkt dat ambtenaren van verschillende
ministeries aan het overleg over de Molukkers deelnamen.
Het staat wel vast dat onder deze ambtenaren ook hoge functionarissen van de
Nederlandse BVD en
van de geheime veiligheidspolitie van Suharto waren.”
Treinkaping 1975
|
Wijster Drenthe |
Op dinsdagochtend 2
december 1975 werd even na 10 uur ’s-morgens de stoptrein Groningen-Zwolle met
de noodrem midden in de weilanden bij het dorp Wijster in Drenthe tot stilstand
gebracht.
De treinkaping vond plaats tussen de stations van Hoogeveen en Beilen
en werd uitgevoerd door zeven Molukse jongeren uit Bovensmilde, in hun streven
naar een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Er vielen drie doden: de
machinist en twee passagiers werden door de kapers doodgeschoten. Na twaalf
dagen gaven de kapers zich over. Tegelijk met de kaping bezette een andere
groep Molukkers, eveneens een groep van zeven uit Bovensmilde, het Indonesische
consulaat te Amsterdam.
Waarom wisten de Nederlandse autoriteiten niets van de Molukse plannen;
de kritieken op de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in de media waren
legio.
Vrij
Nederland: ‘BVD faalde’.
Opnieuw heeft de BVD zich volgens Van Tijn
totaal verkeken op de voorbereidingen tot de acties, 'maar vooral op de
onderliggende oorzaken van de voorlopig zonder twijfel aanhoudende
radicalisering van de jongere Zuidmolukkers'. Rudie van Meurs probeert het
motief van de gijzelaars door te prikken: 'Het waren niet alleen de Zuidmolukse
leiders en hun kortzichtige bondgenoten in Nederland die de jongeren tot
razernij brachten. Dat deden ook Vondeling en Van Doorn die terug van een reis
uit Indonesië als olifanten in een porseleinkast de verwachtingen van niet
beter wetende Zuidmolukkers in gruzelementen sloegen.
Elseviers
Magazine: ‘Tijd voor geweld’.
De voorzitter van de ordedienst van de
RMS, Paul Thenu, vertelde: 'Het is nu tijd voor geweld. Jarenlang kregen we
geen aandacht en nu staan we in het centrum van de wereldbelangstelling. Het
geduld van de jongelui is ten einde.
Haagse
Post: ‘Vijf over twaalf’.
Over de gijzelaars: 'Avonturiers?
Beslist niet. Dit zijn kreten van een volk in nood. Over de mislukte
Soestdijk-actie: 'Wij weten dat het brein achter deze zaak in contact stond met
de Indonesische ambassade.
Accent:
‘Terreur’.
Zonder het woord BVD uit te spreken
vindt redacteur De Boo: Wanneer deze gijzelingszaken achter de rug zijn is er
alle reden om eens een hartig woordje met de regering te wisselen over het
functioneren van die diensten, die juist zijn ingesteld om de veiligheid van de
Nederlandse burger te beschermen.
De Groene
Amsterdammer: ‘Veenbrand’.
De Groene geeft enkele achtergronden van
de Molukse terreuracties: 'Een flinke strafbedreiging zal mogelijke daders
absoluut niet weerhouden.' Wat wel helpt is een beter opsporingsapparaat (sic!). De BVD blijkt helemaal van niets geweten
te hebben, hoewel beide plannen gedetailleerd voorbereid moeten zijn en er vrij
veel mensen bij betrokken waren.
Wat moest de BVD doen na de treinkapingen van december 1975?
De roep om uitbreiding van
extra BVD-personeel, meer en betere technische middelen en verruiming van het
geheime budget voor het werven van meer informanten, ligt altijd - tot op de dag
van vandaag -voor de hand. Maar niet bij de zakelijke, doorgewinterde en ervaren
ministers als De Gaay Fortman en Van Agt.
In het zogeheten
‘Gijzelingsdebat’ op vrijdag 13 februari 1976 bepleitten in de Tweede Kamer
zowel minister De Gaay Fortman van Binnenlandse zaken als minister Van Agt
(Justitie) grote terughoudendheid bij de uitbreiding van personeel en
bevoegdheden van de inlichtingendiensten.
Van Agt waarschuwde ervoor
„een overmaat van speurders in dit land in dienst te nemen." De Gaay
Fortman heeft de kritiek (…) van de hand gewezen als zou de binnenlandse
veiligheidsdienst (BVD) gefaald hebben bij de ‘opsporing’ van terroristische
activiteiten: „Als iemand niet geheel slaagt in zijn taak dan betekent dit niet
dat hij heeft gefaald," aldus De Gaay Fortman.
Met deze uitspraken van
beide bewindslieden was de BVD uitermate tevreden en mogelijk zelfs gerustgesteld. Maar
het betekende toch dat de Molukse desk door de veiligheidsdienst zelf fors werd
uitgebreid. Een uitbreiding van drie naar zes deskofficers (bewerkers en
analisten) en een toename van drie case officers (runners) tot vijf man sterk
was een eerste aanzet. Binnen de BVD-gebouwen werd ook het aantal
tolk/vertalers flink uitgebreid en werden telefoongesprekken tussen Molukkers
in het Nederlands tijdelijk door niet Maleis-sprekende medewerkers uitgewerkt.
Het spreekt voor zich dat het aantal ‘technische bronnen’ (telefoon- en
microfoontaps) niet alleen werd uitgebreid maar opnieuw werd geprioriteerd.
Daarnaast werden
overlegstructuren tussen politie/justitie (CRI/BZC/DBRZ) en BVD geïntensiveerd.
Het leverde geen verbetering op in de bestaande animositeit tussen de
inlichtingendienst BVD en de CRI. Zo werden dubbelingen geconstateerd in
telefoontaps, met andere woorden zowel de CRI als de BVD tapte de telefoons van
dezelfde Molukse activisten. Toch kwam er nóg een ambtelijke organisatie bij in
de strijd tegen het Molukse gewelddadige activisme, de Landelijke
Brigade Terreurbestrijding (LBT). Volgens de Nederlandse
politiebond “nou niet meteen een brigade die op afroep kan uitrukken.
Het was een 'papieren groep', waarvan enkele mensen inlichtingen verzamelden
en coördineerden en waarvan andere medewerkers gewoon hun werk bij de
plaatselijke politiekorpsen deden."
Beter ging de aansturing
vanuit het hoofdkantoor van de BVD in de richting van de inlichtingendiensten
van gemeente- en rijkspolitie, de PID’en en de DIR’s.
Ongeacht allerlei
strubbelingen op het terrein van de bestrijding van het terrorisme (toen nog
‘gewoon’ terreurbestrijding genoemd) had de BVD een mix
van inlichtingenmiddelen ingezet.
Een significant aantal
menselijke en technische bronnen gepositioneerd in de Molukse gemeenschap
werden in zo goed mogelijke combinaties ingezet.
Dat leverde tussen twee
treinkapingen in een bizar ‘hoorspel’ op.
Molukkers zochten steun in Viëtnam
(Van een onzer verslaggevers)
'Vrije Volk' april 1977
ROTTERDAM - Een Zuidmolukse delegatie onder leiding van ds. S. Metiary heeft vorig jaar in Parijs met een gevolmachtigde van de regering van Vietnam onderhandeld over steun bij een omverwerping van het Indonesische gezag in de Zuidmolukse archipel.
Dit onthult het weekblad 'Nieuwe Revue' dat inzage heeft gehad in de stukken van de onderhandelingen. Er zou de Molukse afvaardiging steun zijn toegezegd in haar streven naar een vrije en onafhankelijke republiek.
Tot die hulp zou onder meer de opleiding van jonge Zuidmolukkers in Vietnam behoren. Ze zouden dan op de eilandengroep gedropt moeten worden om de positie van de RMS daar te verstevigen. Agenten en commando-eenheden zouden een opstand moeten voorbereiden, die samenvalt met een landing van troepen.
De Zuidmolukse leider ir. Manusama, die wist van de Parijse besprekingen, noemt de invasie plannen 'waanzinnig!
Een
bizarre wending in 1976
Het
vroor licht en er viel sneeuw op woensdag 29 december 1976. De ‘Telegraaf’
schreef op deze dag een artikel over verijdelde Molukse plannen om tijdens een
voorgenomen gijzelingsactie te eisen dat 200 Molukkers per schip konden
vertrekken naar Vietnam. Dit land zou namelijk steun geven aan een gewapende
aanval op het Molukse eiland Ceram in de Republiek Indonesië met het doel een
zelfstandige Molukse republiek (RMS) te vestigen.
Diezelfde
dag arriveerden op het Binnenhof in Den Haag per auto
drie hoge ambtenaren vande BVD om minister De Gaay Fortman van Binnenlandse zaken en
secretaris-generaal Van Dijke bij te praten over de activiteiten van de geheime
dienst met betrekking tot de Zuidmolukse problematiek. Volgens een ‘cryptisch’
gedeelte uit een gespreksverslag wordt er gesproken over een door de BVD
‘voor
het eerst toegepaste taktiek”, waardoor acties van Zuid-Molukkers zijn
uitgebleven.
“Naar aanleiding van de constatering van de
Minister dat in de thans bijna voorbijgegane decembermaand acties van
Zuid-Molukse zijde zijn uitgebleven, brengt PH.BVD naar voren dat hierbij
mogelijk van invloed kan zijn geweest een door de BVD in de Zuid-Molukse hoek
voor het eerst toegepaste taktiek.”
Kort na deze ‘geheime bespreking’ op het Binnenhof stuurt de BVD op 11 januari 1977
een zogeheten ‘
Zuid-Molukse notitie aan de Minister-President,
de ministers van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Justitie en van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en naar de Directeuren-Generaal van
Openbare Orde en Veiligheid en van Politie over een ‘buitengewoon Zuidmolukse
congres’ dat in december 1976 plaats had.
|
ds. S. Metiary |
Dit congres, dat gehouden werd op 18 december
1976 te Capelle a/d IJssel, had als voornaamste doel van het Zuid Molukse volk
een uitspraak te vragen over de activiteiten van Ds. Metiary. De overgrote
meerderheid van het congres heeft ds. Metiary ‘s ideeën echter verworpen.
Vertegenwoordigers uit de Zuid Molukse woonwijken Assen en Bovensmilde hebben -
soms op demonstratieve wijze - laten blijken, dat zij achter de plannen van Ds.
Metiary staan en deze ook verder willen uitvoeren. Ds. Metiary heeft tijdens
het congres verklaard, dat hij zich bij de uitspraak van het congres zal
neerleggen en zich van verdere activiteiten zal onthouden. Van meerdere zijden
werd echter vernomen, dat er twijfel bestaat over de oprechtheid van zijn
verklaring. Ook ‘president’ Manusama heeft uitgelaten dat hij bevreesd is dat
ds. Metiary toch heimelijk zijn activiteiten zal voortzetten.”
Uit
deze notitie wordt nog steeds niets duidelijk over ‘voor het eerst toegepaste
tactiek’, noch wat de heimelijke activiteiten van ds. Metiary nu eigenlijk
inhouden. Daarvoor moeten we nog
verder terug in het jaar 1976 om een goed beeld te krijgen aan de
hand brieven en notities van de BVD aan bewindslieden en zelfs van
informatierapporten van gesprekken met agenten en informanten van
de dienst. Vanwege
zowel de horizontale als de verticale compartimentering binnen de BVD (interne
geheimhouding) was slechts een klein deel van de betrokken medewerkers bekend
met de uitleg van deze ‘cryptische’ uitspraak. Toch vinden we in de
voorafgaande maanden van 1976 de antwoorden.
Flashback
‘Nieuwe plannen tot “Bevrijding” van de Molukken’
Wat
was er nu zo belangrijk om in december 1976 onder de Molukkers in Nederland een
volksraadpleging te houden? Dat had een verrassende oorzaak. In een brief aan
de Nederlandse regering vertelt de BVD op 27 september 1976 meer over Nieuwe plannen tot “Bevrijding” van de
Molukken en over die heimelijke buitenland activiteiten van ds. Metiary.
|
BVD-gebouw President Kennedylaan in Den Haag (1980) |
In
het gebouw van de BVD aan de President Kennedylaan in Den Haag was veel analytisch bureauwerk verricht om op de hoogte te komen van de activiteiten van twee Nederlandse
inlichtingen zwendelaars, Raymond Westerling en John Bense, die voor veel geld de Molukse staatskas probeerden te lichten ↓.
De tijdrovende maar zorgvuldig opgebouwde kennis over
de verhoudingen binnen de Molukse gemeenschappen betaalde zich eindelijk uit en
vormde de basis voor een goed functionerend netwerk van betrouwbare informanten
en agenten. Een uitgebalanceerde inzet van openbare bronnen, technische
middelen en volg- en observatieacties en het raadplegen van buitenlandse
diplomatieke en inlichtingenkanalen deed de rest.
De
BVD was erachter gekomen dat twee inlichtingen zwendelaars, kapitein Raymond
Westerling en de zich journalist noemende
John Bense, met succes ds. Metiary
had weten te verleiden (niet bestaande) buitenlandse activiteiten financieel te
ondersteunen. Belangrijke eisen van de twee charlatans was dat ‘president’
Manusama niets van deze activiteiten mocht weten. Het komt erop neer dat ds.
Metiary geld had verstrekt voor steun van de republiek Vietnam in de strijd
voor een vrije Zuid-Molukse republiek.
BVD-bronnen meldden eerder dat ex-kapitein van het K.N.I.L. Raymond Westerling samenwerking met de in april 1975 opgerichte Staf Missie Militer (SMM) – een initiatief van ‘president’ ir. Manusama en zijn vertrouweling ‘kolonel’ Tahapary - in februari 1976 verbroken. De reden was dat deze SMM besefte dat plannen voor een infiltratie door Molukkers op Ceram absoluut onrealistisch waren. Westerling zou daarna aansluiting zoeken bij andere Molukse groeperingen.
De
toegang tot strategische posities gaf ruim inzicht in de ontwikkeling tot een
mogelijke machtswisseling in de top van de RMS. Er werd zelfs gesproken over
een ‘staatsgreep’!
Een staatsgreep die verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben
voor opvattingen van jonge Molukse activisten die stonden te popelen om de
grote woorden van hun leiders – een vrije Republiek der Zuidmolukken - om te
gaan zetten in daden.
Een
voor de BVD ongewenste ontwikkeling was dat er “vage aanwijzingen zijn dat
ds. Metiary een groep jonge Zuid-Molukkers rond zich tracht te verzamelen,
kennelijk voor (…) militaire trainingsmogelijkheid in Vietnam”.
Het
was voor de BVD, die verweten werd de gijzelingsacties van Zuid-Molukse
jongeren in december 1975 niet te hebben kunnen voorkomen, bijna een trauma te
constateren dat het weer Molukse jongeren uit de kring van dominee Metiary uit
Drenthe waren die voor onrust konden gaan zorgen. Het kostte de BVD al zo veel
capaciteit om de activiteiten van de ‘vrije Zuid-Molukse jongeren’ in noord
Nederland in kaart te brengen.
Een ongewenste ontwikkeling, omdat juist groepen van
jonge Molukkers in Assen en Bovensmilde voor de BVD een nagenoeg
ondoordringbaar bolwerk waren gebleken. Benaderingen van mogelijke informanten draaiden steevast uit op een botte
weigering van Molukkers die zelfs maar weigerden politie en/of BVD-medewerkers
aan te horen, laat staan met hen te spreken.
De
BVD wilde helemaal niet dat de ‘macht’ van de gematigde ir. Manusama zou
verminderen en wilde het liefst een ‘staatsgreep’ voorkomen. Manusama was
bovendien – in tegenstelling tot Metiary - als ‘president in ballingschap’ een
goed aanspreekpunt in de bestaande overleggremia tussen de Nederlandse regering
en de RMS-vertegenwoordigers.
Kapitein Westerling de inlichtingenzwendelaar
De
‘regeringsbrief’ van 27 september 1976 met als onderwerp: ‘Nieuwe plannen tot
“Bevrijding” van de Molukken’ geeft een verrassende inkijk in die
heimelijkeactiviteiten van ds. Metiary, waarvan de BVD toen al op de hoogte was.
Het is op zijn minst verwonderlijk dat het
uitputtende verhaal in deze regeringsbrief in de maand april van het jaar
daarop (1977) uitgebreid (soms bijna letterlijk) te lezen viel in diverse
interviews met ‘president’ Manusama en ‘kolonel’ Tahapary verschenen in
enkele (landelijke) dagbladen
De
brief
Inlichtingenzwendelaars verleiden ds. Metiary:
Ds. Metiary is hiervan dermate onder de indruk gekomen, dat hij thans
stappen onderneemt om ir Manusama het ‘bewind’ uit handen te nemen.
Ds. Metiary doorziet niet, dat Westerling en John Bense hem met hun
verhalen slechts een rad voor ogen draaien, teneinde er zelf financieel beter
van te worden.
Westerling toucheerde inmiddels tienduizend gulden van het RMS-Fonds
National (opm.: afdeling financiën van de Molukse
eenheidspartij Badan Persatuan B.P.) voor reeds ‘gemaakte onkosten’.
Sedert enkele maanden vinden er op initiatief van de bekende ex
K.N.I.L.-kapitein R. Westerling en zijn relatie John Bense tussen Ds. Metiary
en dit duo besprekingen plaats over het onderwerp "bevrijding van de
Zuid-Molukken door eigen strijd", waarbij Vietnam als voorbeeld wordt
gesteld.
Reeds in 1963 speelden Westerling en (onleesbaar) met
de gedachte een militaire actie op het eiland Ceram (op de Molukken) te
ontketenen. Voor een Frans-Duitse filmploeg schreef (onleesbaar) in dat
jaar n.l. een draaiboek over de in de Zuid-Molukken plaats gehad hebbende
opstand.
Samen met de leider van deze filmploeg, de Fransman (onleesbaar,
maar is volgens ir Manusama in het Nederlandse Dagblad vermeld als Charpentier
van de Vietnamese ambassade in Parijs), zocht Bense toen contact met
Westerling. Deze stelde voor om met tien vertrouwenslieden - gecamoufleerd als
filmploeg - naar Ceram te reizen, teneinde de opstandelingen daadwerkelijk te
steunen. Deze plannen zijn echter nimmer verwezenlijkt.
Westerling en Bense hebben de toch al ambitieuze ds. Metiary aangepraat dat
niet ir. Manusama maar hij - ds. Metiary - de leider bij uitstek van de
Zuid-Molukkers h.t.l. is en dat het dan ook zijn dure plicht is zich geheel in
te zetten voor de bevrijding van de Zuid-Molukken. Westerling en Bense wenden
voor, hem daarbij internationale hulp en steun te kunnen verschaffen.
Het duo heeft ds. Metiary namelijk voorgespiegeld in ‘Moskou, Peking en
Hanoi’ steun voor de R.M.S.-zaak te kunnen krijgen, t.w.:
Hanoi -
trainingsfaciliteiten, militaire en financiële steun,
Moskou - levering van
wapenen en materieel,
Peking - politieke en
morele steun,
waartoe Bense beweert bezoeken aan deze steden te hebben gebracht en reeds
de nodige contacten te hebben gelegd.
N.B.: Deze reizen zijn nimmer geconstateerd.
De besprekingen vinden plaats in een door Westerling en Bense geschapen
conspiratieve sfeer; zowel Westerling, Bense als ds. Metiary bedienen zich in
hun onderlinge contact van schuilnamen.
Ds. Metiary is van de voorspiegelingen en de sfeer waarin zij plaatsvinden
dermate onder de indruk geraakt, dat hij gevolg heeft gegeven aan het dringende
verzoek van Westerling en Bense om in Parijs over de ‘bevrijding’ van de
Zuid-Molukken een ontmoeting te hebben met een ‘vertegenwoordiger van de
Republiek Vietnam’.
Ds. Metiary is daartoe op 23 juli 1976 naar Parijs gereisd, waar deze
ontmoeting heeft plaats gevonden. Westerling en Bense hebben als
‘vertegenwoordiger van Vietnam’ de hierboven vermelde Fransman Charpentier ten
tonele gevoerd. Omtrent het besprokene is (nog) niets bekend geworden.
Deze ontmoeting moet op ds. Metiary echter bepaald positief zijn
overgekomen, daar hij - na aandringen daarna van Westerling en Bense - op
vergoeding van de (zogenaamd) gemaakte reis- (naar Moskou, Peking en Hanoi!) en
andere kosten, na overleg met enkele leden van de kascommissie van het
R.M.S.-Fonds-Nasional, Westerling onlangs een bedrag van tienduizend gulden
heeft overhandigd.
Ds. Metiary heeft de leden van de kascommissie op het hart gedrukt dat ir.
Manusama hiervan niet op de hoogte mag worden gebracht.
Verwacht mag worden dat Westerling en Bense in de naaste toekomst er
opnieuw in zullen slagen het Fonds Nasional weer wat lichter te maken.
Westerling en Bense hebben Metiary’ s eerzucht kennelijk dermate gestreeld,
dat hun suggestie om ir. Manusama voor enige tijd het "bewind" uit
handen te nemen bij hem weerklank heeft gevonden.
Ds. Metiary heeft n.l. in kringen van het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S.
(opm.: eenheidspartij Badan Persatuan o.l.v. Ds. Metiary) uiterst behoedzaam
gewezen op de mogelijke internationale hulp die hij zou kunnen krijgen voor de
verwezenlijking van een vrije R.M.S. door eigen strijd. De reactie die hij
hierop kreeg, heeft hem de moed gegeven om aan het hoofdbestuur van de
B.P.R.M.S. een volmacht te vragen een jaar lang het "buitenlandse
beleid" te mogen bepalen.
Het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S., menend een nieuw perspectief naar een
vrije R.M.S. te zien, heeft daarop besloten ds. Metiary te steunen en hem de
gevraagde volmacht verstrekt.
Het is thans de bedoeling dat een afvaardiging van het hoofdbestuur van de
B.P.R.M.S. binnenkort een bezoek aan ir Manusama zal brengen, teneinde hem van
deze beslissing op de hoogte te brengen. Van ir. Manusama zal dan worden
verlangd dat hij ' zich niet tegen deze beslissing zal verzetten.
Om aan zijn plannen uitvoering te geven wil ds. Metiary op korte termijn
een Militaire- en een Politieke Raad in het leven roepen.
Voorts zijn er vage aanwijzingen dat ds. Metiary een groep jonge
Zuid-Molukkers rond zich tracht te verzamelen, kennelijk voor de door Bense
voorgespiegelde militaire trainingsmogelijkheid in Vietnam.
Het is bekend, dat Westerling chronisch in ernstige financiële
moeilijkheden verkeert. Met Bense is het vermoedelijk al niet veel anders.
De door het duo bij ds. Metiary opgeroepen hersenschimmen zullen
ongetwijfeld weer de nodige beweging in de Zuid-Molukse gelederen veroorzaken.
Ds. Metiary zal na het bekend worden van zijn "bevrijdingsplannen" in
eerste aanleg kunnen rekenen op een zekere aanhang.
En waar het ‘kabinet’ van ir. Manusama intern verdeeld is, zou ds. Metiary’
s voorgenomen ‘staatsgreep’ aanvankelijk wel eens succes kunnen hebben.
Zodra echter - en dat lijkt onvermijdelijk - duidelijk wordt dat ds.
Metiary’ s plannen niets anders dan zeepbellen zijn, zou dit wel eens het einde
van zijn "politieke loopbaan" kunnen betekenen.
BVD wilde geen Molukse ‘staatsgreep’
Uit
deze brief van de BVD van september 1976 wordt duidelijk dat de dienst tot in
detail op de hoogte was van de ontwikkelingen rond ds. Metiary en de zogenoemde
‘Vietnam-affaire’. In het oog springt vooral de constatering dat de
mogelijkheid bestaat dat er een machtswisseling kon plaatsvinden in de top van
de RMS. Het woord ‘staatsgreep’ viel!
Een
andere voor de BVD ongetwijfeld kwalijke ontwikkeling leek dat er “
vage
aanwijzingen zijn dat ds. Metiary een groep jonge Zuid-Molukkers rond zich
tracht te verzamelen, kennelijk voor (…) militaire trainingsmogelijkheid inVietnam”.
|
Assen en Boven Smilde |
Het
was voor de BVD, die verweten werd de gijzelingsacties van Zuid-Molukse
jongeren in december 1975 niet te hebben kunnen voorkomen, extra vervelend te moeten constateren dat het weer Molukse jongeren uit de kring van dominee Metiary
uit Drenthe waren die voor onrust konden gaan zorgen.
De
BVD wilde onder andere om zijn informatiepositie te behouden helemaal niet dat de ‘macht’
van de gematigde ir. Manusama zou afnemen en wilde het liefst een ‘staatsgreep’
voorkomen. Het kostte de BVD al veel capaciteit om de activiteiten van de
‘vrije Zuid-Molukse jongeren’ in noord-Nederland in kaart te brengen. Manusama
was bovendien als ‘president in ballingschap’ een goed aanspreekpunt in de
bestaande overleggremia tussen Nederlandse autoriteiten en RMS-vertegenwoordigers.
Dus
deed de BVD nadrukkelijk veel navraag bij diverse Molukse informanten en agenten
naar de plannen van ds. Metiary. Deze vraagstelling zorgde niet alleen voor
betere informatie voor de BVD maar ook dat diezelfde informanten Manusama op
de hoogte brachten van de gesprekken met de BVD-agenten en hem informeerden over de plannen van Metiary.
Naast
het informeren van de Nederlandse regering ging de BVD door met het verzamelen
van gegevens over de voorgenomen Vietnamese escapades van de dominee com suis.
Ondertussen
werd ook ‘president’ Manusama steeds onrustiger en besloot tot het uitschrijven
van bovengenoemd spoedcongres op 18 december 1976 in zijn woonplaats Capelle
aan de IJssel om de 'affaire Vietnam' voor eens en voor altijd te beëindigen.
Uit
een verslag van dit congres
CFO-rapport nr.: 77/156 van 28 januari 1977 blijkt dat ds. Metiary de
gelegenheid kreeg uitgebreid zijn plannen ‘richting Vietnam’ aan de zaal vol
toehoorders binnen de Zuid-Molukse samenleving uit een te zetten.
Dit
veroorzaakte veel rumoer tussen voor- en tegenstanders.
Manusama
en zijn kabinet bleken terdege bijgepraat door een aantal vertrouwelingen en uit
zijn toespraak bleek al snel dat Manusama wist van de hoed en de rand. Hij kon zijn gehoor ervan overtuigen dat ds. Metiary het slachtoffer was geworden
van een stelletje oplichters en dat hiermee zijn plannen van de baan waren.
Wat
kan hier de rol van de BVD zijn geweest? En pakte die eventuele bemoeienis goed
of slecht uit?
Radicale Molukkers en een nieuwe treinkaping in Drenthe
Voorlopig
leek de kou voor de zittende RMS-president uit de lucht en scheen een zoveelste
scheuring in de Molukse samenleving bezworen. Maar niets was minder waar. Veel
Molukse jongeren uit het noorden van Nederland konden de ‘nederlaag’ van hun
dominee niet verkroppen en wilden het ‘buitenlands avontuur’ van Metiary
voortzetten.
Die
tegenstelling kwam in april van 1977, vlak voor de jaarlijkse RMS-herdenking van
25 april – onafhankelijkheidsproclamatie 1950 - in de media tot ontploffing. Een centrale
rol in die interviews in NRC en Nieuwe Revue was weggelegd voor ‘kolonel’ Tahapary, vertrouweling en
‘militair adviseur’ van ‘president’ Manusama.
Interessant
is te zien hoe het NRC op 22 april 1977 onder de kop ‘Conflict over koers
Molukkers’ spreekt van een ‘harde confrontatie binnen de Zuid-Molukse
gemeenschap in Nederland tussen de groep 'radicalen' onder leiding van ds. S.
Metiary uit Assen en de trouwe aanhangers van de leider van de RMS-beweging,
ir. J. Manusama.
|
Levinus Tahapary |
Directe aanleiding [voor deze confrontatie] waren publicaties over pogingen van Metiary om Manusama
als president van de Republiek der Zuid-Molukken af te zetten als deze niet zou
toestaan de RMS een socialistische koers te laten varen, zodat een militaire
samenwerking met Vietnam mogelijk zou worden.’
Tot de mensen die zouden willen zien dat ds.
Metiary werd afgezet als voorzitter van de Badan Persatuan, behoort RMS-kolonel
L. Tahapary, militair adviseur van Manusama en lid van diens kabinet. De herdenkingsbijeenkomst
zelf op 25 april 1977 was er echter een van geveinsde verzoening. Foto’s van de elkaars
handen schuddende ‘president’ Manusama en ds. Metiary sierden de krantenpagina’s
van vele dagbladen. De eenheid van het Molukse volk in Nederland scheen gered.
Nog
een maal, op zaterdag 14 mei 1977 en slechts negen dagen voor de tweede
treinkaping, kwamen de ‘regering’ Manusama, het hoofdbestuur van de Badan
Persatuan en de staf van de KPK en de bestuursleden van Pemuda Masjarakat
bijeen om de "Vietnam-affaire" en de strijd Tahapary versus Metiary
als ook de bekritiseerde publicaties in NRC en Nieuwe Revue te
bespreken. De bijeenkomst vond plaats in hotel “Pays Bas” in Utrecht.
Tijdens de
bijeenkomst bood Tahapary vanwege zijn vermeende lekken naar de pers zijn
ontslag aan. Hij bleef echter volhouden dat hij in de publicatie in het NRC verkeerd
was geciteerd. Door Manusama werden de Vietnam-contacten van Metiary opnieuw
ter sprake gebracht. De meeste aanwezigen lieten duidelijk blijken, dat Metiary op moest houden met zijn eigenmachtig optreden.
Hierop
namen Molukse jongeren uit het noorden van Nederland gefrustreerd en definitief
afstand van Manusama. Slechts negen dagen later – op 23 mei - volgden de
gijzelingsacties te Bovensmilde en De Punt die tot 11 juni 1977 duurden.
De
BVD stelde na afloop van de treinkaping van 1977 een zeer ruime analyse samen
waarvan hier een fragment:
“Zuid-Molukse jongeren uit de twee wijken in Assen en Bovensmilde hebben
zich in de afgelopen periode - vanaf december 1975 - meer dan enig andere
Zuid-Molukse woonwijk zelfstandig opgesteld, hebben een eigen politieke koers
ingeslagen en afstand genomen van de naar hun mening te gematigde koers van ir Manusama.
Met name in Assen voelden de jongeren zich meer aangetrokken tot de meer
agressieve plannen van ds. Metiary, die naar het scheen in verdergaande
onderhandeling was getreden met vertegenwoordigers van Vietnam”.
Conclusie
Mede
door “inspanningen van de BVD” leek de gewenste eenheid binnen de Zuidmolukse
bevolkingsgroep bewaard. Maar Zuidmolukse radicale jongeren onder de
invloedssfeer van ds. Metiary raakten juist gefrustreerd over het ‘terugfluiten’
door de gevestigde Molukse generatie van de plannen van Metiary in relatie tot
Vietnam. Zij konden de ‘nederlaag’ van hun dominee niet verkroppen en wilden
het ‘buitenlands avontuur’ van Metiary voortzetten. Om dat doel te bereiken werden
in de geïsoleerde Molukse woonwijken Assen en Bovensmilde in zeer korte tijd
plannen gesmeed voor de
bezetting van de school in Bovensmilde en detreinkaping bij de Punt.
Het
was de BVD gelukt dat de ‘macht’ van de gematigde ir. Manusama schijnbaar niet
was aangetast en dat een ‘staatsgreep’ was voorkomen. Manusama was bovendien –
in tegenstelling tot Metiary - als ‘president in ballingschap’ een goed aanspreekpunt
in de bestaande overleggremia tussen de Nederlandse autoriteiten en de
RMS-vertegenwoordigers.
De
BVD mocht tevreden zijn dat de oplichtingspraktijken van kapitein Westerling deels
waren voorkomen en dat de Molukse gemeenschap beperkte financiële schade
opliep.
Dat
de BVD via agenten/informanten de media heeft bespeeld om de status quo binnen
de Molukse gemeenschap – tevergeefs – te behouden mag de analyse zijn uit de
bovenstaande activiteiten.
De
grote misrekening was dat ds. Metiary in het noorden van het land zoveel
aanhang en gezag had onder ontevreden en ongeduldige jonge Molukkers en dat uit
het oog was verloren waartoe deze generatie in staat was.
De
BVD dacht binnen de sterk verdeelde Molukse gemeenschap met de hulp van de
oudere generatie mogelijke oprispingen van de tweede en derde generatie
Molukkers in de kiem te kunnen smoren. Maar zoals overal elders op de wereld
zijn door idealen gedreven jongeren op zoek naar hun ‘gerechtigheid’ en niet te
stoppen door normen, waarden, historische belangen en overheden.
De
BVD had zichzelf in de voet geschoten door actief te proberen de gevestigde orde
in de Molukse gemeenschap veilig te stellen, maar was daarmee voorbij gegaan aan
heersende sentimenten in de ‘snelkookpan’ van anti-Manusama gezinde Molukse jongeren
uit Drenthe.
NAWOORD
Tijdens
de werkzaamheden van alle dag zijn operationele medewerkers van een geheime
dienst vaak niet in de gelegenheid of in staat verder te kijken dan de details
van de problematiek en de gewenste kortetermijnoplossingen. Actuele kennis
leidt vaak af van een groter of breder overzicht en visie over de gehele
problematiek. Nog eens versterkt door horizontale en/of verticale
compartimentering die zeer streng wordt toegepast.
Het
is een belangrijke kracht van een geheime dienst; maar verticale waterscheiding
verhindert inzicht in ander aandachtsgebied, terwijl horizontale barrières
verhinderen dat managementlagen elkaar (te veel) vertellen hoe
(beleids-)beslissingen tot stand zijn gekomen; niet alleen vanwege
geheimhouding maar ook uit eigen belang.
Tot
op de dag van vandaag wordt in het dagelijks werk een scala aan mogelijkheden
van tactieken, methoden en inzet van (bijzondere) inlichtingenmiddelen tegen
personen en organisaties belangrijker gezien dan het kennis vergaren over
trends en lange termijn ontwikkelingen. Met als verkokering tot gevolg.