30 mei 2024

Politiek leiders geen baas over inlichtingendiensten

 

Politiek leiders geen baas over inlichtingendiensten

Hoofdlijnenakkoord kabinet wil nieuwe veiligheidsorganisatie

Het werk van de Nederlandse inlichtingendiensten AIVD en MIVD wordt in een Geïntegreerde Aanwijzing (GA) gedeeltelijk bepaald door enkele ministers van het kabinet, zo schrijft oud-AIVD’er Hugo Vijver in NRC van dinsdag 28 mei 2024.


Die ministers zijn de Minister-President Dick Schoof, de Minister van BZK en de Minister van Defensie. Waar nodig worden ook de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid betrokken bij de totstandkoming van de GA.

Vervolgens wil Vijver in zijn betoog ons zeer onterecht doen geloven dat ook politieke partijen – hij noemde expliciet de PVV - de geheime diensten zullen gebruiken voor hun eigen politieke agenda. Hij staaft zijn boude bewering met voorbeelden uit landen als Griekenland en Oostenrijk; landen die godzijdank in de verste verten niet lijken op Nederland en zijn parlementaire stelsel. Veiligheidsdiensten uit die landen kunnen zelfstandiger en met minder onafhankelijk toezicht opereren dan de Nederlandse diensten.

De opmerking van Vijver dat premier Dick Schoof naar voren is geschoven door de heer Wilders van de PVV is een pertinente onwaarheid zoals door de kersverse Minister-President tijdens zijn eerste persconferentie meermalen werd benadrukt. "Ik ben niet de PVV-premier, ik ben gevraagd door vier partijen", hieraan toevoegend dat er maar één premier is. Dit mediaoptreden geeft het gezag en de macht van Schoof goed weer en laat ook zien dat hij het werk van de AIVD en MIVD bepaalt en dat niet overlaat aan politiek leiders.


Daarnaast mis ik in het betoog van Vijver de weerbaarheid en weerbarstigheid van de ministers van BZK en Defensie, alsof zij hun diensten AIVD en MIVD zomaar zouden laten werken voor een willekeurige politiek leider. Beide Ministers behouden bovendien zelf de ruimte om deze diensten aanvullend opdrachten te verstrekken De Geïntegreerde Aanwijzing is zeker niet heilig of onbreekbaar, maar diensten werken niet voor individuele ministers, laat staan voor leiders van politieke partijen.

Hoofdlijnenakkoord kabinet wil nieuwe veiligheidsorganisatie

Zorgwekkend is een door Yeşilgöz en Schoof (J&V) langer gekoesterde wens te komen tot een (derde?) Nederlandse veiligheidsorganisatie. Dit blijkt uit de opmerking in het hoofdlijnenakkoord over een gewenst onderzoek naar een veiligheidsorganisatie met taken en bevoegdheden als de Direction générale de la Sécurité intérieure (DGSI) in Frankrijk of de Amerikaanse FBI. De Nationale Extremismestrategie van de NCTV richt zich specifiek op het beschermen van de democratische rechtsorde en het bestrijden van uitwassen van extremisme.

"Komt er een derde inlichtingendienst?"

Zo’n nieuwe gemengde inlichtingen- en opsporingsdienst kan zorgwekkend zijn voor het voortbestaan van de AIVD en MIVD in de huidige vorm. Maar zoals Schoof zei in ‘de Groene’ van 6 maart 2024: "Er zijn allerlei ontwikkelingen in en buiten onze samenleving waar we ons aan moeten aanpassen”.

In dit licht bezien bestaat de kans dat de NCTV een gemengde veiligheidsdienst kan worden met civiele ambtenaren en met personeel met politionele (opsporings-) bevoegdheden. Welke gevolgen dit heeft voor de AIVD, kan alleen hun oud-chef en huidig Minister-President Schoof beantwoorden.

Al met al een gevaarlijke ontwikkeling. Tot nu toe zijn Nederlandse veiligheidsdiensten  en ook de Britse en Duitse, veiligheidsdienst zonder executieve (politie) bevoegdheden. Dat betekent dat er een strikte scheiding is tussen veiligheidsdiensten en politiediensten met executieve (politie)bevoegdheden.

In het oude West-Duitsland werd deze scheiding aangebracht omdat er beslist geen nieuwe Gestapo mocht komen.

Trennungsgebot

De Duitse veiligheidsdienst (BfV) kreeg - net als het Britse MI5 - geen executieve bevoegdheden. De Duitse scheiding van de diensten staat bekend als het Trennungsgebot, waarmee ook de Nederlandse autoriteiten mee uit de voeten konden.

Dreigt hier nu een hellend vlak te ontstaan? Onze nieuwe premier Dick Schoof zei immers al: "Er zijn allerlei ontwikkelingen in en buiten onze samenleving waar we ons aan moeten aanpassen. Neem (bijvoorbeeld) de balans tussen vrijheid en privacy. Die is niet in beton gegoten."

Dit belooft niet veel goeds voor het onderzoek door het kabinet naar een nieuwe Nederlandse veiligheidsorganisatie met taken en bevoegdheden als bijvoorbeeld de FBI, een gemengde veiligheidsdienst met civiele ambtenaren en met personeel met politionele (opsporings-) bevoegdheden voorzien van wapens.

Zal minister-president Schoof onder druk van de 'nieuwe' minister van Justitie en Veiligheid het in beton gegoten Trennungsgebot willen verpulveren en een gemengde inlichtingen- en opsporingsdienst in het leven roepen, of toch besluiten het geweldsmonopolie bij de Nationale politie te laten?

Zal een eerste naoorlogs ultrarechts kabinet een politiemacht belasten om met behulp van inlichtingenmiddelen politiek extremisme te monitoren, politieke activiteiten te controleren en te bestrijden? Een taakuitbreiding van het NCTV wellicht? Niets is in beton gegoten!

 

21 maart 2024

Overheidssurveillance is ook inlichtingenwerk

Bits of Freedom verwart politieonderzoek met discriminatie

In TROUW van vrijdag 23 februari 2024 beticht Lotte Houweling van Bits of Freedom de politie-inlichtingendiensten (ID’en) van ‘schandalige discriminatie’ vanwege onrechtmatig onderzoek naar een hele (etnische) groep, terwijl maar één lid ‘verdacht is’.

Nationale veiligheid

Deze beschuldiging volgt op onderzoek van de toezichthouder op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de CTIVD, naar sturing door de AIVD op de werkzaamheden van de ID’en. Die diensten moeten, onder aansturing van de AIVD, zicht hebben of krijgen op dreigingen in relatie tot de nationale veiligheid. De politie-inlichtingendiensten mogen dus niet op eigen houtje acteren. Die aansturing kan beter, maar er is geen sprake van discriminatie. Integendeel, de CTIVD beschouwt het inlichtingenwerk van politiediensten als bijzonder waardevol omdat zij gepositioneerd zijn tot in de haarvaten van de samenleving. Daardoor kunnen mogelijke dreigingen tegen de nationale veiligheid vroegtijdig worden onderkend.

Eritreeërs in Den Haag

Volgens de ID’en van de politie kunnen individuele ‘dreigers’ en ‘groepen’ niet los van elkaar worden gezien. Zij kijken dus naar gemeenschappen wanneer daar aanleiding voor is bijvoorbeeld na een dreigingssignaal of een inlichtingenbericht. De urgentie daarvan werd weer eens aangetoond in relatie tot de ongeregeldheden door Eritreeërs in Den Haag. Wanneer de politie lucht krijgt van mogelijke ongeregeldheden door nog onbekende individuen uit een bepaalde gemeenschap, dan is het volstrekt plausibel deze berichtgeving te willen verifiëren binnen die gemeenschap zelf. De CTIVD vindt echter wel dat de keuze waarom en naar welke gemeenschappen wordt gekeken, in alle gevallen transparant en voldoende moet zijn onderbouwd.

Veiligheid 

Hoewel grootschalige ongeregeldheden - geïnitieerd door enkele individuen - de openbare orde ernstig verstoren en de nationale veiligheid in gevaar brengen, noemt Bits of Freedom onderzoeken naar deze groepering discriminatoir en onrechtmatig. Ondanks dat er in Den Haag tientallen politieagenten gewond zijn geraakt door afschuwelijk en onacceptabel geweld, vraagt Lotte Houweling zich af wie ’ons’ eigenlijk beschermt tegen de overheid? “De veiligheid van de een is namelijk lang niet de veiligheid van de ander”.

Inlichtingenwerk 

Maar de oproep van Houweling van Bits of Freedom om nu geheel anders te gaan denken over veiligheid, getuigt van onvoldoende inzicht in de werkwijze van de inlichtingendienstenVoor de fundamenten van onze democratische rechtsstaat is het immers ontzettend belangrijk om te blijven beseffen dat er in uitzonderlijke gevallen en bij voorspelbaar risicovolle situaties ook groepen het onderwerp kunnen worden van overheidssurveillance. Dit soort inlichtingenwerk blijft helaas noodzakelijk.



11 februari 2024

AIVD heeft permanent onderhoud in relatie met politie verwaarloosd

 

AIVD verwaarloosde relatie met politie 

Centrale aansturing weer dringend noodzakelijk

De AIVD heeft in zijn relatie met de politie kennelijk geen, of onvoldoende, (permanent) onderhoud gepleegd. Dit lees ik in een rapport van de CTIVD [1], waarin de (aan-)sturing van en controle op de ID’en van de politie door de AIVD kritisch tegen het licht wordt gehouden. Belangwekkend is de conclusie dat de combinatie van versnipperde verantwoordelijkheid met het gebrek aan gestructureerde vastlegging alsmede een gemis aan professionele begeleiding van managers, te kort schiet.

Bureau Hermandad

Deze conclusies verbazen mij ten zeerste omdat ik in de jaren ’90 van de vorige eeuw mede aan de wieg stond van het BVD-bureau met de naam Hermandad; een bureau dat de dienstbrede communicatie tussen BVD-teams en de politie over uit te voeren werkzaamheden en de controle daarop coördineerde. Een complexe relatie als die tussen AIVD en politie verdient,  zoals lang geleden afgesproken, voldoende en permanent onderhoud. Het Bureau Hermandad van de BVD voorzag daar in.

Onvoldoende controle door AIVD

Inlichtingendiensten van de politie hebben onderzoek gedaan naar specifieke bevolkingsgroepen in Nederland, terwijl dat wettelijk niet mag. Dat het toch gebeurde, komt doordat er door de AIVD onvoldoende zicht en controle is op het doen en laten van de politie inlichtingendiensten. Dat is een conclusie van de nationale toezichthouder op de inlichtingendiensten, de CTIVD. De inlichtingendiensten van de politie doen maar wat. Zo registreren zij bijzondere persoonsgegevens, zoals ras of godsdienst, zonder te kunnen onderbouwen waarom ze dit doen. Effectieve sturing op de inlichtingendiensten door de AIVD is nodig en zelfs wettelijk vereist; maar hier laat de AIVD steken vallen. Hierdoor zijn risico’s op onrechtmatigheden of onzorgvuldigheden ontstaan.

In die jaren ’90 werd de sfeer in de relaties tussen (toen nog) BVD-personeelsleden en de inlichtingenmedewerkers van de ID’en door intensief relatiebeheer steeds beter. Er was onderling afgesproken dat deze niet zo voor de hand liggende relatie (reactieve politie versus proactieve inlichtingenmedewerkers) permanent onderhoud nodig zou hebben. Het verbaast overigens er (pas nu) in februari 2024 een kritisch rapport verschijnt waarin het belang van adequate sturing van en controle op de ID’en van de politie door de AIVD wordt benadrukt.





Wel beleid, geen uitvoering

Verbaasd, omdat ik een verslechtering in de gecontroleerde aansturing door de AIVD eerder had verwacht. Door steeds veranderende operationele taakstellingen en de daarbij behorende werkwijzen van AIVD-teams, alsmede door gebrek aan professionele begeleiding van managers die op het terrein 'samenwerking met politie' over onvoldoende wetsgeschiedenis beschikken, kunnen eenvoudig onrechtmatigheden of onzorgvuldigheden ontstaan. Uit het twee jaar durend CTIVD-onderzoek blijkt dat, ondanks dat er door de AIVD veel aandacht is besteed aan het op orde krijgen van het beleid, verdere verbeteringen noodzakelijk blijven.

In de jaren voor 2022 heeft de AIVD met name ingezet op sturing van de ID’en door middel van de jaarplannen van de ID’en en de halfjaarlijkse evaluatie daarvan. Maar met uitsluitend sturen op jaarplannen is het vereiste leidinggeven tekortgeschoten. Het is immers ook nodig zicht te houden op de feitelijke uitvoering van de taken door de ID’en. Dat toezicht is bij de AIVD te gefragmenteerd belegd. De combinatie van de versnipperde verantwoordelijkheid met het gebrek aan gestructureerde vastlegging, maakt dat de CTIVD concludeert dat er onvoldoende voorzieningen zijn getroffen waarmee grip kan worden gehouden op de verwerking van gegevens door de ID’en.

“De CTIVD merkt hierbij op dat sturing van de ID’en door de AIVD niet uitsluitend ziet op de gewenste bekendheid met processen, opleiding en cultuur van de medewerkers van de ID. Het ziet ook op het monitoren van de beschikbare capaciteit, bevoegdheden en expertise van de betrokken ID’en in verhouding tot de (regionale) onderzoeken die zij uitvoeren”.

Gefragmenteerd toezicht

Resulterend kom ik tot de conclusie dat goede menselijke, collegiale verhoudingen tussen personeelsleden van de AIVD en de ID’en bij de politie op werkniveau alleen niet voldoende zijn. Leidinggevenden van de AIVD moeten voldoende zicht houden en controle uitoefenen op het doen en laten van de regionale inlichtingendiensten. Dat toezicht is thans niet erg geordend. De combinatie van de versnipperde verantwoordelijkheid met het gebrek aan gestructureerde vastlegging roept om een dienstbrede controle en hiërarchisch geregisseerde aansturing.

De instelling van een gemoderniseerde versie van een Bureau Hermandad, zoals die enkele decennia geleden prima voldeed, blijkt opnieuw geen overbodige luxe.

6 november 2023

‘Je doet de deur open en het is een Rus die wil overlopen’

Vrouwen en spionage 


Honeypot of housewife

Als een gesprek gaat over vrouwen en spionage, denken de meeste mensen al snel aan een femme fatale, een Mata Hari-achtige vrouwelijke spionne, onstuimig en – uiteraard – sinister, en die haar vrouw zijn gebruikt om geheimen te stelen. Dit ‘honeypot’-stereotype zou een terugkeer betekenen naar twijfelachtige intriges en stevige spionageverhalen uit de Koude Oorlog. Wel is het zo dat ‘human intelligence’ (HUMINT / spioneren met hulp van mensen) een cruciaal onderdeel van het spionagelandschap blijft, ook nu nog in ons digitale tijdperk. 

Historisch gezien is de meest succesvolle agent als het om vrouwen en spionage gaat, over het algemeen niet een ‘seksbom’, maar eerder de vrouw die op het eerste gezicht juist niet opvalt. Vrouwelijke spionnen maken niet vaak uitsluitend gebruik van hun seksuele aantrekkingskrachten, maar doen hun werk veelal onopvallend. Een vrouw die het huishouden verzorgt, achter de kinderwagen loopt en regelmatig boodschappen doet, kreeg door de Amerikaanse CIA het stempel 'housewife cover' opgedrukt. Het merendeel van deze vrouwen met dit 'cover', waren in feite gewone echtgenotes van de echte diplomaten of zakenlieden die wel spioneerden.

De Koude Oorlog

Tijdens de Koude Oorlog hebben duizenden vrouwen tientallen jaren lang de Central Intelligence Agency (CIA) draaiende gehouden. De belangrijksten waren de vrouwen van mannelijke agenten, die vaak samen met hun echtgenoten een vakopleiding hadden gevolgd, maar daarvoor niet of weinig kregen betaald. Gedurende een groot deel van de Koude Oorlog -  zelfs tot in de jaren tachtig -  werd van vrouwen van politici en diplomaten stilzwijgend verwacht dat ze als fulltime assistenten hun mannen behulpzaam zouden bijstaan, zoals een ‘brave huisvrouw betaamt’. Bij het het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken in het algemeen en bij de CIA in het bijzonder werd bij de beoordelingen van mannelijke diplomaten rekening gehouden met de bereidheid van vrouwen om sociale relaties in stand te houden en etentjes te organiseren, rekening houdend met de hiërarchische positie die hun echtgenoot als 'ambtenaar' in nam.

Caseofficer

Maar de CIA ging verder en verwachtte van deze kosteloze arbeidskrachten ook dat zij gingen fungeren als clandestiene verlengstukken van hun spionerende echtgenoten. Bij de CIA is de formele term voor een spion; ‘caseofficer'. Je taak is in het buitenland te werken en daar informanten en agenten zien over te halen om commerciële- of staatsgeheimen in het verborgene te overhandigen. In deze geheime activiteiten van de ‘case officer’ is een sociale rol van de echtgenoten een voor de hand liggende en natuurlijke rol. Wie kan er op een diplomatieke receptie beter met de echtgenote van een ‘target’ een praatje aanknopen dan een andere vrouw of zelfs haar en haar man uitnodigen voor een etentje? Een eerste voorzichtige stap naar een rekrutering? Vrouwen maakten deze stap aanzienlijk eenvoudiger. Terwijl James Bond-films zich afspelen in casino's en skigebieden, speelt veel spionagewerk zich thuis af, waar een ‘case officer’ privacy heeft en controle kan uitoefenen.

‘Je doet de deur open en het is een Rus die wil overlopen’

De vrouw van een geheim agent, in ieder geval in de tijd van de Koude Oorlog, moest ook weten hoe ze in bepaalde precaire situaties moest reageren. De kans bestond dat er bij het huis van deze agent midden in de nacht, of bij afwezigheid van de agent zelf,  een vreemdeling onaangekondigd opdaagt, met geheimen die hij wil overhandigen. Stel, je doet als diplomatenvrouw de deur open en het is een Rus die wil overlopen, wat moet je dan doen? Daar moet je op voorbereid zijn. Bijvoorbeeld; wie bel je op de ambassade? Hoe versluier jij jouw taalgebruik over de telefoon? Welk codewoord moet je in deze situatie gebruiken?

    Decennia lang was het een publiek geheim dat veel hoge CIA-officieren hun carrière opbouwden met     de hulp van bekwame en loyale vrouwen. In de memoires van William E. Colby, “Honorable Men:        Life In the CIA”, valt te lezen dat hij vol lof is over zijn eerste vrouw Barbara, die tijdens een vroege     uitzending naar Zweden veel deed om zijn ‘cover’ te versterken. Maar ook in Vietnam droeg zij veel        bij aan het werk van haar man en de CIA met haar ‘warme en extraverte persoonlijkheid’ tijdens            diners en recepties.

Vrouwen kunnen geweldig onopvallend spioneren, maar de CIA hield hen niettemin lang buiten de deur wanneer zij te kennen gaven als zelfstandige ‘caseofficers’ het veld in te willen om te opereren. Tientallen jaren lang werd, vooral in door mannen gedomineerde culturen, voetstoots aangenomen dat vrouwen niet konden opereren. Want, wat een huisvrouw ook deed – boodschappen doen, lunchen – het was beslist niet belangrijk, dachten tegenstanders. Maar tegelijkertijd bewees zij het tegenovergestelde. Zoetjes aan werd het 'cover van huisvrouw’ belangrijker en krachtiger. Toch zouden weinigen een huisvrouw verdenken wanneer ‘zíj’, in plaats van haar man, stiekem een bericht uit een geheime plaats zou oppikken. Hoe patriarchaler de cultuur, hoe minder snel een vrouw werd geacht een spionne te kunnen zijn. 

Tradecraft 

In ‘hardship’-landen als de Sovjet-Unie, Cuba en China was het grootste deel van het werk van een buitenlandse 'caseofficer' fysiek, low-tech, uitputtend en tijdrovend. Er werd enorm veel tijd besteed aan het onderkennen en voorkomen van volgacties . Soms moest er een 'dead drop' worden verricht, wat inhield dat er een bericht in een of andere schuilplaats (nepsteen of boomstam of onder een bankje of onder een brug) moest worden gedeponeerd. Soms moest ongezien een gecodeerd signaal worden aangebracht, zoals een krijtstreep op een muur of brievenbus. 


Moeilijker was het uitvoeren van een 'brush contact' of 'brush pass' waarbij een bericht of betaling in een splitsecond ongezien moest worden overhandigd, op bijvoorbeeld een roltrap of bij het naar binnen en naar buiten gaan van een ruimte. Ook niet gemakkelijk was een ‘car tosh’, waarbij de 'case officer' in een fles of ander projectiel een bericht uit de auto gooide, die precies op de goede plek moest 'landen'; in een bosje of in een andere locatie, zodat dit voorwerp later ongemerkt kon worden opgehaald. Er moest veel worden geoefend om deze ‘ouderwetse' tradecraft ongezien te kunnen uitvoeren.

Met een vrouw die assisteerde, waren deze handelingen beter uit te voeren. De vrouw, die onschuldig op de passagiersstoel zat, zou vanuit haar zijraampje minder opvallend een projectiel kunnen gooien. Of wanneer zij de auto bestuurde, kon haar man die car tosh maken op het moment dat de volgauto's door een bocht in de weg hen even uit het oog hadden verloren Niet alleen maakte een vrouwelijke metgezel een man minder opvallend, maar een oplettende vrouw kon ook helpen een 'staart' - een volger of volgploeg- te ontdekken. Vrouwen die op ambassades werkten die continue werden geobserveerd, volgden dezelfde anti-observatietrainingen als hun echtgenoten, en bleken vaak beter in het opsporen van een vermomd sujet. Vrouwen zijn altijd alert op indringers in hun persoonlijke ruimte.

Mike en Shirley; een spionnenechtpaar

Al met al is de aanwezigheid van een competente echtgenote een belangrijke aanvulling voor het werk van een 'caseofficer'. Neem het voorbeeld van Shirley, de vrouw van CIA-agent Mike. Zij en haar man waren een bi-raciaal stel (van verschillende raciale of etnische achtergrond). Voor Shirley was geen enkel aspect van het werk in het buitenland een probleem, zij kon met iedereen omgaan. Ze was in de wolken toen zij hoorde dat zij naar Moskou gingen. Shirley genoot ervan om de Russen voor de gek te houden. "Ik ga met de jongens spelen," zei ze dan tegen haar man, voordat ze in de auto stapte om de volgers en hun auto’s uit de tent te lokken om haar te volgen. Ze kon zich tijdens autoritten met veel plezier uitleven in het afschudden van Russische volgploegen. Mike had dan even zijn handen vrij.


Het werken als een 'verdacht Amerikaans spionnenechtpaar' zorgde in Moskou soms voor een moeizaam huwelijksbestaan aangezien appartementen permanent werden afgeluisterd. Maar er waren ook manieren om dit gebrek aan privacy uit te buiten. Zoals toen op een oudejaarsfeestje Mike deed alsof hij erg dronken was, en Shirley hem moest ondersteunen toen hij naar huis strompelde. Omdat hij wist dat de Russen hem niet alleen volgden maar ook afluisterden, vroeg hij -  met dikke tong sprekend - zijn vrouw in onduidelijke woorden om hem op bed nog een laatste drankje te brengen. De Russische volgers beëindigden de volgcontrole voor die dag  en gingen er bovendien van uit dat ze de volgende ochtend rustig konden uitslapen. In plaats daarvan stond Mike vroeg op en sloeg onopgemerkt zijn slag.

Vrouwelijke 'caseofficers'

Vrouwen kunnen ook prima helpen met het uitvoeren van 'dead drops'. Je kunt vanuit je damestas allerlei attributen zoals een lippenstift laten vallen in de buurt van een ‘dead letter box’ (dlb)[2] om tegelijkertijd snel en ongemerkt een geheim bericht op te rapen. Je kunt een kerk of andere toeristische trekpleister bezoeken. Dus toen Mike onder de ogen van KGB-agenten met veel misbaar foto’s liep te maken va net altaar, maakte Shirley buiten een ommetje en kon zo een 'dead letter box' eenvoudig legen. 

Dit beproefde 'cover voor huisvrouwen' werd zo effectief dat, vrouwen in de jaren zeventig en tachtig eindelijk als betaalde krachten werden aangenomen om spionagewerk te doen, terwijl zij zich als vrouwelijke 'caseofficers' naïef en onschuldig konden blijven voordoen. Soms hielden zij met deze tactiek zelfs andere CIA-vrouwen voor de gek. Een vrouwelijke agent vertelde dat zij op het terrein van de Amerikaanse ambassade een vrouw had zien zonnebaden bij het zwembad. Even was zij jaloers op deze luie vrouw die kennelijk slechts haar man vergezelde op een comfortabele post in een mooi buitenland. Later besefte ze dat het een collega zou kunnen zijn die hetzelfde werk deed als zij.

Tegenwoordig kan de plaats van de 'huisvrouw' door een echtgenoot of door een partner van hetzelfde geslacht worden ingenomen, maar het punt blijft hetzelfde: de beste spionnen zijn degenen van wie je het nooit zou verwachten.

 

 Bron: TIME-Magazine – "Hoe huisvrouwen een cruciale rol speelden in de CIA" – Liza Mundy - 18 OKTOBER 2023 

https://time.com/6324307/housewives-cia-essay/?utm_source=Newswav&utm_medium=Website

Mundy is journalist en auteur van vier boeken in de New York Times, waaronder “Code Girls”. [3]Vertaling in het Nederlands. 




[1] Spionnen zoals wij: hoe werkt het Russische inlichtingennetwerk in heel Europa? Lees verder hieronder!! https://www.euronews.com/2023/08/18/spies-like-us-how-does-russias-intelligence-network-operate-across-europe

[2] Een dode brievenbus is een methode van heimelijke gegevensuitwisseling die wordt toegepast bij spionage. Op een vergelijkbare manier wordt ook vaak het losgeld bij een ontvoering overgedragen.

4 november 2023

Vacatures Russische ambassades: "SPIONNEN GEVRAAGD"


 

De arrestatie van drie Bulgaarse 'sleeper agents'

 “Nu een substantieel deel van de Russische inlichtingenofficieren de afgelopen 2 jaar uit ambassades in Europese hoofdsteden is gezet, heeft het Kremlin zijn toevlucht genomen tot andere methoden om zijn spionagenetwerken in leven te houden.”[1]

De arrestatie van drie Bulgaren in Londen in februari 2023 wegens hun mogelijke aandeel in een Russisch spionagecomplot, legde bloot hoe ver het regime van Vladimir Poetin moet gaan om potentieel waardevolle informatie te verkrijgen, aldus de BBC.

De Bulgaren leefden een onopvallend bestaan, elk met zeer verschillende achtergronden. Zo was Orlin Roussev eigenaar van een bedrijf dat zich bezighield met berichtenverkeer zoals het onderscheppen van communicatie of elektronische signalen. Hij vertelde ook dat hij eerder als adviseur bij het Bulgaarse ministerie van Energie was betrokken. Katrin Ivanova runde een organisatie die diensten verleende aan Bulgaren die in het VK woonden. Dit hield onder meer in dat Bulgaarse landgenoten vertrouwd werden gemaakt met de "cultuur, waarden en normen van de Britse samenleving". De derde Bulgaar, Bizer Dzhambazov, zou volgens eigen zeggen chauffeur zijn voor ziekenhuizen.

Vier categorieën spionnen worden door Rusland ingezet

De Russische spionagenetwerken in heel Europa - en over de hele wereld – kunnen we in vier hoofdcategorieën onderverdelen:

*  Russische spionnen die op buitenlandse ambassades werken en zich voordoen als diplomaten;

* Ambtenaren of politici die Russische inlichtingendiensten hebben weten te bewegen uit sympathie voor Rusland, maar ook tegen betaling, (staatsgeheime) informatie verstrekken;

* Deep cover-agenten uit Rusland, 'illegals' genoemd, die in een buitenland een ogenschijnlijk normaal leven leiden, misschien een bedrijf runnen of hun gezin grootbrengen, en deze dekmantel soms tientallen jaren volhouden. Zij bedienen zich van een andere nationaliteit en zeggen meestal niet dat ze Rus zijn;

* Zogeheten ‘sleeper agents’, de categorie waartoe de Bulgaren die in Londen zijn ontmaskerd behoren.

'Sleepere agents' zijn in tegenstelling tot 'illegals' personen die naar een buitenland worden gestuurd, maar soms jarenlang niets doen. Zij zullen zonder op te vallen in de lokale maatschappij opgaan als normale burgers. Hun missie is te wachten en te observeren, contacten op te bouwen en mogelijk proberen toegang te krijgen tot mensen die – in de toekomst of wellicht nooit - het doelwit van Russische spionagediensten kunnen worden.

Welke Russische dienst is hiervoor ‘in charge’; verantwoordelijk? 

In het verleden was dit de GROe,  de buitenlandse militaire inlichtingendienst van Rusland, maar die taak lijkt nu enigszins verschoven richting de FSB,  de binnenlandse spionagedienst. Volgens Ryhor Nizhnikau, een Rusland-expert aan het Finse Instituut voor Internationale Zaken, FIIA, is de rol van de FSB recent uitgebreid met een externe afdeling die, bijvoorbeeld, verantwoordelijk is voor operaties in Oekraïne. De focus van de GROe zou nu meer zijn gericht op de activiteiten van Rusland in het Westen.


Vacatures op Russische ambassades: 

"Spionnen gevraagd"

Na de invasie van Oekraïne in februari 2022 werden honderden Russische spionnen tot persona non grata verklaard en uit hun ambassades in heel Europa gezet. Het waren gevoelige klappen voor het bestaande agentennetwerk die het spioneren door Russen in het buitenland enorm frustreerden. Doordat veel Russische diplomaten/spionnen, diverse landen zijn uitgezet moeten de Russische geheime diensten zich nu gaan verlaten op gewone Russen in het buitenland.

Rusland zou ook de ‘vacatures’, ontstaan op hun eigen ambassade in het Westen, kunnen opvullen met spionnen van andere ambassades, of misschien zelfs op mensen uit andere landen zoals Bulgarije. Waarschijnlijker is dat enkele ‘sleeper agents’ nu werk zijn gaan doen dat normaal gesproken door inlichtingenagenten op ambassade in het buitenland wordt gedaan. ‘Sleeper agents’ kunnen onopvallend of zelfs saai zijn; gewoon een vriend en je zou nooit vermoeden dat je ongemerkt deel uitmaakt van een buitenlandse inlichtingenoperatie.

Wat voor soort werk zou een agent voor Rusland kunnen doen?

Er zijn talloze recente voorbeelden van Russische agenten die in Europa op heterdaad werden betrapt. Zoals een 'illegal' die probeerde te infiltreren in  het Internationaal Strafhof in Den Haag. Of een bewaker van de Britse ambassade in Berlijn die werd gerekruteerd om voor Moskou te gaan spioneren. In Noorwegen deed een GROe-kolonel zich voor als een masterstudent uit Brazilië aan de  Universiteit van Tromsø, waar hij betrokken was bij een onderzoeksgroep die samenwerkte met Noorse overheidsinstanties aan hybride dreigingen die verband houden met het Noordpoolgebied, aldus de Noorse PST-veiligheidsdienst.

Een ander geval ging over een Russische agent die deed alsof zij uit Peru kwam en een juwelierszaak runde in Napels, vlak bij het Allied Joint Force Command van de NAVO.  Gedurende bijna tien jaar raakte ze bevriend met hoge NAVO-functionarissen en had ze zelfs een affaire met een van hen. Ze werd pas betrapt toen dat Belingcat-onderzoekers aan de hand van het serienummer ontdekten dat haar paspoort vals was.

Waarom Bulgaren goede Russische spionnen zijn

Voor kenners van de ‘intelligence community’ is het niet echt een verrassing dat Bulgaren betrokken zijn als ‘sleeper agents’ voor het Kremlin. Een Bulgaar zou meer receptief kunnen zijn om voor Rusland te spioneren dan bijvoorbeeld een Brit. Is een Bulgaar eenmaal als agent geworven, dan kan hij geld krijgen om als EU-ingezetene naar Groot-Brittannië te verhuizen, en daar een bedrijf te vestigen. Misschien wordt er in het begin alleen gevraagd daar te gaan wonen en in de maatschappij op te gaan, zonder subversieve activiteiten te hoeven uitvoeren.

Een andere verklaring waarom Bulgaren door Rusland zouden worden gerekruteerd is natuurlijk dat Bulgarije vroeger deel uitmaakte van het voormalige communistische blok; een van de belangrijkste visvijvers van de FSB en de GROe. In landen als Bulgarije - en andere Oostbloklanden - beschikken de Russen al vele jaren veel connecties. Veel inwoners van die landen spreken ook Russisch, een belangrijk bindmiddel. 

Kortom; het is voor een Russische spionagedienst relatief eenvoudig om in die oude Oostbloklanden 'nieuwe' EU-onderdanen met succes te rekruteren.

 


[1] Bronnen: David Mac Dougall en Scott Reid - 18/08/2023

5 april 2023

Toezichtscommissie I&V-diensten dreigde geheime operaties te openbaren

 

Voorzitter toezichthouder Moussault slaat ’zwijgplicht’ in de wind

Zij dreigde geheime operaties te openbaren

Uit het artikel in NRC van dinsdag 4 april 2023 over de invoering van de nieuwe Tijdelijke wet cyberoperaties“ blijkt dat de voorzitter van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB), Mariette Moussault, graag had verteld welke verstrekkende operaties de AIVD en de MIVD uitvoeren. Zij vindt een goede discussie over de privacy van burgers belangrijker dan werken voor de staatsveiligheid.

Opmerkelijk voor een toezichthouder van ‘geheime’ diensten is dat Moussault  geen enkel begrip toont voor de ‘zwijgplicht’. Het is ronduit beschamend dat zij pas besluit haar mond te houden nadat haar duidelijk is gemaakt dat er sancties zullen worden toegepast op het openbaar maken van de AIVD- en de MIVD-operaties

Dat deze mogelijke openbaring van geheimen, een strafbaar feit, door uitspraken van ministers moesten worden verijdeld is volkomen in strijd met de bewering van het Tweede Kamerlid Renske Leijten (SP) dat deze “onafhankelijke toezichthouder heel goed weet wat wel en niet gezegd kan worden”.

Ondanks de wettelijk opgelegde discretie doet Moussault in deze krant uitlatingen die rechtstreeks uit de mond van een verongelijkt stampvoetend kind hadden kunnen komen. Zij kan nu makkelijk ongecontroleerd kletsen tegenover een ieder die haar verhaal naar believen gelooft en vervolgens dupliceert. NRC citeert haar bittere bewering dat de ‘Tijdelijke wet cyberoperaties’ verdergaande inbreuk op grondrechten van burgers mogelijk maakt.

Op  vragen over welke grondrechten inbeuk wordt gemaakt, antwoordt Moussault in vage bewoordingen: “We spreken meestal over het recht van privacy, maar eigenlijk staat er veel meer op het spel: het recht van meningsuiting, het recht van vrije vergadering. Het gaat om het medische geheim, om de journalistieke vrijheid.”

Het hele land wordt afgeluisterd

Om vervolgens luidkeels te roeptoeteren: “Er gebeuren héle grote dingen in Nederland, maar ik mag u niet zeggen hóe groot.” Dit is te gemakkelijk en ongenuanceerd stennis maken: “De AIVD en MIVD krijgen teveel macht, maar ik mag hier verder niets over zeggen omdat (het) staatsgeheime informatie zou zijn.”

Een ander (oud-)lid van de TIB, Bert Hubert, nota bene een ex-AIVD'er, gooit olie op het door hemzelf ontstoken vuur door zonder enige gene de Tweede Kamer een horrorscenario te schetsen: ‘Het plan is om het hele land af te luisteren’. Een onbetwistbare leugen! 

Moussault stelt dat het debat over de nieuwe “Tijdelijke wet cyberoperaties“ niet goed kan worden gevoerd en vindt een goede discussie over de privacy van burgers belangrijker dan het werk van de staatsveiligheid. Maar ook weer niet zo belangrijk om de consequenties van openbaarmaking van AIVD- en de MIVD-operaties te ondergaan: “(..) ik heb geen zin om vijftien jaar te gaan zitten.”

In de discussie ‘privacy versus veiligheid’ is Moussault vast niet vergeten dat de diensten AIVD en MIVD niet zelf mogen bepalen welke onderzoeken moeten worden uitgevoerd. De regering bepaalt hun onderzoeksgebieden samen met andere ministeries. Dit heet de 'Geïntegreerde Aanwijzing op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten'. Naar de precieze uitvoering van de werkzaamheden, de modus operandi, blijft het gissen; we moeten tegenstanders niet wijzer maken dan ze al zijn.

TIB schiet haar doel voorbij

Deze Toetsingscommissie zou een onafhankelijke commissie moeten zijn. Zij toetst vooraf of de inzet van specifieke bijzondere bevoegdheden door de AIVD en de MIVD ‘rechtmatig’ is. Praktisch gezien houdt dit onder andere in dat de TIB verzocht wordt toestemming te verlenen voor bijvoorbeeld ‘kabelinterceptie’, waarna de verkregen data, deels en mits opportuun, zouden kunnen worden gedeeld met ‘buitenlandse zusterdiensten’. Soms worden de verzoeken van de diensten door de TIB afgewezen met als reden; een disproportionele inbreuk op de privacy. Maar de TIB is toch geen privacy waakhond?

Wanneer gaat privacy boven cyberdreigingen?

Wordt het een keuze tussen twee goede of twee kwade zaken? Veiligheid of privacy? Uiteindelijk verlangen burgers vooral veiligheid. Door krachtige interventie moet het vertrouwen van de burgers in de overheid groeien. Het wantrouwen in die overheid zal alleen maar toenemen wanneer de privacy door kwaadwillenden, waaronder buitenlandse mogendheden, stelselmatig wordt geschonden. Om deze en andere redenen is het noodzakelijk dat de ‘Tijdelijke wet cyberoperaties’ wordt ingevoerd. Veiligheidsdiensten zijn door wettelijk opgelegde geheimhouding echter aan handen en voeten gebonden en kunnen geen adequate voorlichting geven over de meeste dreigingen die ons boven het hoofd kunnen hangen.

De voorzitter van de TIB, Mariëtte Moussault, weet dit. In deze functie zou zij daarom de veiligheid van Nederland boven haar eigen opvattingen inzake privacy moeten stellen. Zittende en toekomstige leden van de TIB moeten het credo omarmen; “de toezichthouder is meer dan een privacy waakhond”.

Conclusie

Veiligheid van Nederland gaat boven subjectieve opvattingen inzake privacy 

In de aanloop naar de invoering van de ‘Tijdelijke wet cyberoperaties’ had de voorzitter van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB), Mariette Moussault, graag verteld over operaties die de AIVD en de MIVD uitvoeren. Zij vindt dat door deze nieuwe wet de veiligheidsdiensten teveel inbreuk kunnen maken op grondrechten van burgers. Omdat zij door twee ministers is verboden staatsgeheime informatie te verstrekken, maakt zij luidkeels stennis in de media. Zij speelt vals spel omdat zij weet dat de inlichtingendiensten geen adequaat tegenspel kunnen bieden, noch informatie kunnen geven over de werkelijke dreigingen die ons boven het hoofd hangen.

Elke toekomstige  voorzitter van de TIB, zou de veiligheid van Nederland boven de eigen, subjectieve opvattingen inzake privacy moeten stellen. Deze toezichthouder is meer dan een privacy waakhond.

 

https://www.nrc.nl/nieuws/2023/04/04/mogen-aivd-en-mivd-al-genoeg-of-moet-wet-ruimer-a4161325?s=09

28 september 2021

Kapitein Westerling, de inlichtingenzwendelaar, verneukte de RMS


Welke rol speelden BVD en de media in aanloop naar treinkaping 1977.

De BVD ontdekte in 1976 plannen van Molukse jongeren uit Drenthe voor een gewapende inval op het Molukse eiland Ceram. Oud-KNIL kapitein Westerling was hierbij betrokken, maar bleek een inlichtingenzwendelaar. De treinkaping van 1977 was het trieste gevolg.


Over verijdelde Molukse plannen, een voorgenomen gijzelingsactie, 200 Molukkers per schip naar Vietnam, een gewapende aanval op Moluks eiland Ceram, een zelfstandige Molukse republiek (RMS) en oplichterspraktijken van Raymond Westerling. 

Weinig tijd om alles nu te lezen? 

De samenvatting


De BVD kwam er in de loop van 1976 achter dat Molukse jongeren uit de kring van dominee Metiary uit Drenthe gevoelig bleken voor gewapende activiteiten en een inval op het Molukse eiland Ceram voorbereidden. De bekende en beruchte oud-KNIL kapitein Raymond Westerling, alias de Turk, was een van de initiatiefnemers, maar bleek later een inlichtingenzwendelaar, een oplichter. Toch zorgden zijn activiteiten voor een zoveelste scheuring in de Molukse gemeenschap, nu tussen aanhangers van de zittende 'president' Manusama en die van ds. Metiary. Er werd gesproken van een staatsgreep.

De BVD volledig en tijdig op de hoogte van deze plannen, stak daar een stokje voor en verstoorde de plannen van Westerling en Metiary. Informanten en agenten en - door tussenkomst van dezen - de media werden op de hoogte gebracht waardoor Manusama in het zadel bleef. Door deze “inspanningen van de BVD” leek de gewenste eenheid binnen de Zuidmolukse bevolkingsgroep bewaard. 

De BVD dacht binnen de sterk verdeelde Molukse gemeenschap met de hulp van de oudere generatie mogelijke oprispingen van de tweede en derde generatie Molukkers in de kiem te kunnen smoren. Maar de BVD had zichzelf in de voet geschoten door actief te proberen de gevestigde orde in de Molukse gemeenschap veilig te stellen en was daarmee voorbijgegaan aan heersende sentimenten in de ‘snelkookpan’ van anti-Manusama gezinde Molukse jongeren uit Drenthe. De grote misrekening was dat ds. Metiary in het noorden van het land heel veel aanhang en gezag had onder ontevreden en ongeduldige jonge Molukkers en dat uit het oog was verloren waartoe deze generatie in staat was.

Radicale Molukse jongeren uit Drenthe raakten volledig gefrustreerd door het afblazen van de plannen van Metiary en wilden het ‘buitenlands avontuur’ voortzetten. Om dat doel te bereiken werden in de geïsoleerde Molukse woonwijken Assen en Bovensmilde in zeer korte tijd plannen gesmeed voor de bezetting van de school in Bovensmilde en de treinkaping bij de Punt in 1977.

Het hele verhaal

Molukkers in Nederland

\De eerste Molukkers arriveerden in Nederland op 21 maart 1951 in de haven van Rotterdam. Het schip de ‘Kota Inten’ had ongeveer duizend ex-militairen van het voormalige Koninklijke Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) aan boord, grotendeels van Molukse herkomst. Als ‘verraders’ van de Indonesische Republiek moesten ze vluchten naar Nederland, dat beloofde hen te repatriëren. Dat beloofde tijdelijk verblijf was een van de redenen dat Molukkers werden gehuisvest in kampen in Nederland, waaronder Westerbork dat onder de nazi's als doorgangskamp diende. In totaal zouden in korte tijd ongeveer 12.500 van deze zogenaamde 'Ambonezen' naar Nederland komen. Tot een terugkeer zou het echter nooit komen.
Deze Ambonezen woonden als groeperingen, families en pela’s verspreid over meer dan zestig ‘woonoorden in Nederland. Hoewel er een eigen Molukse republiek was uitgeroepen, de Republik Maluku Selatan, was er binnen de gemeenschap zelf geen onverdeelde steun. Ook waren er religieuze verschillen: de meeste ex-KNIL’ers waren christelijk, een veel kleiner deel was moslim.



BVD en MOLUKKERS JAREN ‘70
 
De RMS-aanhang was intern verdeeld.
Er waren meningsverschillen over wie de rechtmatige ‘president’ was. De ene groepering verkoos ir. Manusama, een ander deel dweepte met ‘generaal’ Tamaela als het hoofd van de ‘regering in ballingschap’. Kortom: een tamelijk armoedig georganiseerde groep ex-militairen die met vrouwen en kinderen als zwerfkeien over Nederland waren ‘uitgestrooid’. Vanwege hun gebrek aan structuur kon de Nederlandse overheid hen nauwelijks inkaart brengen.
De fragmentatie van de Molukse gemeenschap speelde ook de de landelijke politie- en veiligheidsdiensten als de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) parten bij het monitoren van politieke ontwikkelingen binnen de Ambonese gemeenschap. De Nederlandse regering wenste van de BVD wel aandacht voor de relatie met (voormalig) Nederlands-Indië. Ten eerste vanwege de problematiek rondom Nieuw-Guinea, het deel van het koloniale gebied dat nog behouden was gebleven, maar tegelijkertijd speelbal was van de internationale politiek. Ten tweede werd de BVD ingezet om inlichtingen in te winnen over de oud-leden van de Indonesische communistische partij (PKI) in Nederland, want in de Koude Oorlog stond alles wat naar communisme rook in de schijnwerper van toenmalig BVD-chef Louis Enthoven.
Pas op de derde plaats moest de BVD de Molukse families in Nederland en anderen die als Indonesische staatsburgers waren achtergebleven bestuderen.

De oudste generatie ‘Ambonezen’ hield vast aan de Nederlandse belofte te mogen terugkeren naar de Molukken. Deze generatie oud-militairen geloofde nog in ‘moed, beleid en trouw’ en ‘voor God en Vaderland’ van hun tijd bij het KNIL. Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) was in hoofdzaak verantwoordelijk voor ‘het wel en wee’ van de Ambonezen, en had niet bepaald oog voor onrust binnen de groep ex-militairen, noch voor politieke gevolgen van hun verblijf.

Belangstelling BVD voor relaties Republiek Indonesië (R.I.)

Dus de BVD bekommerde zich in die jaren onder communistenvreter Enthoven vooral om het eventueel aanwezige communisme onder de ex-KNIL-militairen. Dat was problematisch omdat Ambonezen niet of nauwelijks centraal georganiseerd waren. Zij woonden verspreid over meer dan 60 ‘kampen en woonwijken’ in Nederland en kenden elkaar hooguit via familierelaties. Ook hun voormalige werkgever het KNIL blonk zeker in Nederlands-Indië niet uit als een homogeen leger, maar had de troepen verspreid over de immens grote archipel. Daarnaast woonden op de groep eilanden in het uiterste oosten van de nieuwe Republiek Indonesië dat nu ‘de Molukken’ heet, verschillende families en religies. Kortom ‘de’ Ambonees, Zuid-Molukker of Molukker bestond niet.

In de tussentijd had de BVD na de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië een onderwerpsarchief aangelegd over de Ambonezen in Nederland. Gedurende twintig jaar bleef de oudste generatie oud-KNIL-militairen lijdzaam en tevergeefs wachten op de beloofde terugkeer naar hun geliefde Molukken. De tweede (en derde) generatie bleek minder geduldig, werd mondiger en bleek bereid tot meer activisme. Hierdoor raakten (Zuid-)Molukkers meer en meer bekend bij politie- en/of inlichtingendiensten. Vooral vanwege gewelddadige demonstraties, het optreden van eigen ordediensten, het bezit van vuurwapens en door vernielingen van barakken in woonwijken.

Maar dat deze snel ontvlambare vechtersbazen zouden kunnen uitgroeien tot gewelddadige of zelfs terroristische gemotiveerde activisten, hielden Nederlandse autoriteiten zeker in het gezapige Nederland van vóór 1970 niet voor mogelijk. Sterker, de Nederlandse autoriteiten hadden vanuit een sudderend koloniaal bewustzijn zelfs niet het vermogen te veronderstellen dat de trouwe Molukkers een serieuze bedreiging van de openbare orde, de democratische rechtsorde of de staatsveiligheid zouden kunnen worden.

Bezoek president Suharto aan Nederland

De Nederlandse veiligheidsdienst besteedde vanwege het staatsbezoek van de Indonesische president Suharto aan Nederland in september 1970 verhoogde aandacht aan de Molukse gemeenschap in Nederland. De vooraankondiging van dit staatsbezoek veroorzaakte namelijk felle reacties in heel Nederland, niet enkel onder de Zuid-Molukkers; Suharto werd ook door Indische Nederlanders als een dictator beschouwd.

Een goede inschatting van mogelijke dreigingen voor Suharto en zijn gevolg werd van de BVD wel verwacht. Alle verloven van ambtenaren bij de toenmalige sectie die ‘Aziatische en andere zaken’ behandelde werden ingetrokken. Ook medewerkers van andere afdelingen werden ‘ingeschakeld bij verwerving en verwerking van inlichtingen, van belang voor de beveiliging van President Suharto van Indonesië’, zo staat te lezen in het halfjaarlijkse BVD-periodiek ‘Panorama’

Niettemin gaat het al enkele dagen voor de komst van Suharto faliekant mis. Op 31 augustus 1970 bezet een zevental Zuid-Molukkers de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar, nadat zij eerst politieagent Molenaar, die in zijn eentje op wacht stond, vermoordden.

De BVD kon daarna niet anders dan in een nog sneller tempo gegevens gaan verzamelen in de Zuidmolukse gemeenschap om eventuele escalatie van geweld het hoofd te kunnen bieden.
Er werd veel benaderingen uitgevoerd op Zuidmolukkers van wie werd gedacht dat zij Nederland trouw waren gebleven. Nog meer BVD-personeel werd ingeschakeld van andere afdelingen, waarbij het een ‘pre’ was wanneer deze ambtenaren de Maleise taal nog voldoende machtig waren om sneller ‘rapport’ te kunnen maken onder de Zuidmolukkers.
Vooral BVD-ambtenaren afkomstig van de Nederlandse politie en die werkzaam waren geweest in Nederlands Nieuw-Guinea, Nederlands-Indische technici van de Koninklijke Nederlandse Marine en werknemers die al bij de BVD werkten, werden omgeschoold en ingezet om de inlichtingenpositie onder de Zuidmolukkers te versterken.

Uitdagingen voor BVD in de jaren ‘70

Vanwege de almaar groeiende onderlinge verdeeldheid binnen de Molukse gemeenschap over het vraagstuk of een onafhankelijke RMS nog wel een realistisch doel was, kwamen bij de BVD allerlei, niet altijd op betrouwbaarheid te controleren en tegenstrijdige berichten binnen. Meldingen over al dan niet gewelddadige acties liepen uiteen van gijzelingsacties tegen individuele personen tot demonstraties en verstoringen van de openbare orde. Er werd vooral door geagiteerde Nederlanders veel desinformatie verspreid, wat een goede evaluatie van de berichten over voornemens van Molukkers vaak moeilijk maakte. De allergrootste uitdaging voor de BVD was de gefragmenteerde Molukse samenleving zelf. 

Medewerkers van de Molukse desk waren gemotiveerd achterstallig onderhoud te verrichten aan de informatiepositie onder de tweede generatie Molukkers.
Veel ambtelijke organisaties in een versplinterd politiek-bestuurlijk Nederland hielpen de BVD de nieuwe Zuidmolukse gemeenschappen in al haar diversiteit opnieuw in kaart te brengen. Die inventarisatie leek een onafzienbaar lastige klus gezien de verdeeldheid in politieke fracties en groeperingen en onderscheid in houdingen tussen generaties. Een complicerende factor was dat de Molukse taal nogal afweek van het zogeheten ‘pasar’ Maleis (straattaal) en was doorspekt met soldaten- of kazerne uitdrukkingen (tangsi Maleis).

Langzamerhand slaagde de BVD erin te kunnen aangeven waar de gewelddadige kernen binnen de heterogene Molukse gemeenschap in Nederland zich bevonden.  
ir, Manusama
Het was belangrijk te weten wie zich pro- of anti-RMS opstelde, of neutraal of zelfs pro-Republik Indonesia. Wie waren de aanhangers van Manusama en wie van Tamaela? Welke generaties jongeren zetten zich af tegen de ouderen en hoe organiseerden de jongeren zich wel of niet?
'generaal' Tamaëla
De BVD verzamelde stapels informatie over plannen voor openbare ordeverstoringen, vechtpartijen, geüniformeerde demonstraties, optreden van de (illegale) Molukse ordetroepen. En over trainingskampen met wapens in de Ardennen en in de bossen van Friesland en Drenthe.

Oude en nieuwe Molukse woonkernen werden opnieuw in beeld gebracht. Familienamen van de tweede en derde generatie Molukkers werden aan lijsten toegevoegd en studie werd verricht naar de aanwezige pela-verbanden.
Vervolgens werd aan de hand van historische gegevens van passagierslijsten zicht verkregen over de afkomst (geboorteplaatsen en familieverbanden) van de ex-KNIL-militairen; de rangen van de soldaten en onderofficieren. Geografische militaire plaatsingen werden in kaart gebracht, evenals religies en politieke voorkeuren.

Vol overtuiging werkten BVD-medewerkers aan het binnenhalen van basisgegevens, omdat zonder die basis geen betrouwbare inschatting van de waarde van berichtgeving kon plaatsvinden. Het vermogen om berichten steeds beter te kunnen evalueren werd ook gevoed door de samenwerking met rijks- en gemeentepolitie.

Opbouw netwerken ook bureauwerk

Wanneer structuren ontbreken is het voor veiligheidsdiensten en politie moeilijk betrouwbare kennis op te bouwen van een organisatie. Bovendien is de betrouwbaarheid van een bron lastig of zelfs onmogelijk te bepalen wanneer individuen in een en dezelfde organisatie elkaar tegenspreken.
Het gevaar lag altijd op de loer dat de runners (case officers), de BVD’ers in het veld, door informanten gekleurde gegevens binnen brachten die voor de deskofficers (bewerkers en analisten) niet eenvoudig te verifiëren waren. Een heidens karwei, dat volcontinu plaatsvond binnen de muren van de BVD.

Het dagelijks bureauwerk bestond uit het controleren van de betrouwbaarheid van de gegevens en de bronnen en uit het telefonisch overleggen met de vele politiecontacten in het land. Wanneer de BVD vanwege bescherming van (de identiteit van) menselijke bronnen, methoden en middelen de politie (nog) niet wilde betrekken, werden wekelijks soms tientallen zogeheten ‘bevolkingschecks’ aangevraagd door de deskofficers en door collega’s in het land persoonlijk uitgevoerd.
Bij de vele bezoeken die de antecedentenonderzoekers van de BVD brachten aan gemeentelijke administraties werden veel dagenlang gegevens van persoonskaarten in het bevolkingsregister handmatig overgeschreven. Dit had tot doel familieverbanden, adressen en leeftijden in kaart te brengen, waarna verder kon worden gerechercheerd.
Maar ook telefoongidsen waren uitstekende bronnen en lagen op de bureaus onder handbereik. Indien nodig kon een geheim telefoonnummer uit metadata worden opgevraagd. Die had het staatsbedrijf PTT maar te verstrekken.
Relaties van targets werden in kaart gebracht, familierelaties en vooral personen die werkten de NL-overheden; daarmee had de BVD een ‘ingang’ om dichterbij te komen.

Het werven van informanten was verdomd lastig omdat veel Molukkers erg bang waren als ‘agent’ ontdekt te worden door hun ‘landgenoten’ en als ‘verraders’ zouden worden ontmaskerd. Dus dan maar eerst het netwerk van een target in kaart brengen en zoeken naar mogelijke zo objectief mogelijke menselijke bronnen, die het onderzoek konden leiden naar personen die ‘dicht bij het vuur’ zaten en meestal in de Molukse woonwijken zelf woonden. In die wijken kwam geen blanke en zeker geen blanke politieman of BVD-er ongezien binnen, laat staan dat er een kans was om een vertrouwelijk gesprek te voeren met Molukkers in de woonwijken zelf.
Heel langzaam maar zeker werden in de eerste drie à vier jaren na “Wassenaar” nieuwe tendensen en stromingen gesignaleerd onder de tweede generatie Molukkers. Hoewel de meeste nieuwe Molukse bewegingen zich in eerste aanleg tegen de Republiek Indonesia richtten, bestond de angst dat ook de Nederlandse samenleving schade kon worden berokkend.

De BVD had het kleine voordeel dat zij criminele Molukse jongeren vertrouwelijk kon benaderen in Huizen van Bewaring en gevangenissen. Creativiteit of ‘intelligence’ was vooral nodig omdat het benaderen van informanten in spe in Molukse woonwijken vanwege bronbescherming niet wenselijk was. Soms werden gesprekken gevoerd in safehouses en indien nodig zelfs in jachthutten, in bossen of in maisvelden in een auto. De koffie en de spekkoek werden door de runner meegebracht. Ook moest de bron uiterst zorgvuldig geïnstrueerd worden hoe hij zich moest verplaatsen en kreeg natuurlijk een coverstory mee, om aan familie- kennissen en vrienden te kunnen uitleggen waar hij/zij was geweest en waarom.

Er was een mogelijkheid om administraties van gemeenten in te schakelen en kandidaat-bronnen met een smoes (paspoort, rijbewijs) naar het gemeentehuis te lokken, maar dat kon niet te vaak.
Een verzoek van de politie naar het bureau te komen was een vaak met succes beproefde methode. Werkende weg kwam je tot de ontdekking welke Molukse woonwijken en vooral welke bewoners bereid bleken mee te werken met de overheid.
Het is bekend dat tot op de dag van vandaag corruptie en omkoping hoogtij vieren in Indonesië zelf. Dezelfde houding en zucht naar aanzien en vooral geldelijk gewin speelde ook in de Molukse gemeenschap in Nederland. Voor niets gaat de zon op, dus voor een onkostenvergoeding was een klein aantal, vooral koningsgezinde, Molukkers bereid de Nederlandse overheid te ‘helpen’. Velen hadden immers met de Hollanders zij aan zij aan het front gestaan na beëindiging van WO II in het voormalige Nederlands Indië.

Even terzijde, maar belangrijk. Naast de Nederlandse overheid deed ook de Indonesische overheid via ambassades en consulaten in Nederland, (West-)Duitsland en België zijn best om informatie te verzamelen onder de Molukkers. Het zal niet verbazen dat met regelmaat in dezelfde vijver werd gevist. Soms vertelden Molukkers tegen de BVD dat zij ook contact hadden met een Indonesische ambassade en/of consulaat. Ongetwijfeld zal ook een ambassade hebben gevraagd aan ‘hun’ Molukkers of zij contact hadden met BVD of zelfs zijn geadviseerd de BVD te (des-)informeren. Waar BVD betaalde met reiskosten en soms met periodieke toelagen, werd gezegd dat Indonesische inlichtingenofficieren betaalden met drugs. Ook waren er vermoedens dat asielzoekers uit Indonesië, met een Molukse achtergrond, als agent-provocateur naar Nederland werden gestuurd om te infiltreren in Molukse woonwijken.

Microfoons en telefoontaps

De meest betrouwbare bronnen in die tijd waren de zogeheten T- en M-acties.
Het uitzoeken welke telefoontap het meeste rendement zou opleveren was een heidens karwei. Meestal ging dat goed, maar soms werd er een telefoontap aangesloten op een woonhuis waarvan de bewoners zich onvoldoende bezighielden met organisaties of personen waarin de BVD was geïnteresseerd. Door allerlei ambtelijke en hiërarchische ‘regeltjes’ kon een tap die minder opbracht dan verwacht, in die tijd niet zomaar worden vervangen door snel een beter target ‘onder de tap te zetten’. Daarop moest drie maanden worden gewacht. Zorgvuldigheid was dus geboden.

Het plaatsen van microfoons in bijvoorbeeld woonhuizen in Molukse woonwijken was voor de BVD uitgesloten. Elke blanke Nederlander die een woonwijk bezocht, werd gezien, soms gevolgd of aangesproken door de bewoners. Woonwijken waren geen getto’s, hoewel er uitzonderingen waren.
Op plaatsen waar Molukkers vergaderden zoals in dorpshuizen, wijk- of kerkgebouwen was het beter te zorgen voor de aanwezigheid van menselijke bronnen dan technische apparatuur binnen te ‘smokkelen’ en te installeren.

Uit angst voor ‘verraders’ binnen hun eigen woonwijken en vanwege ongewenste vragen van eigen ‘broers en zusters’ in de lokale Molukse gemeenschap zelf, vergaderden Molukse jongeren zo nu en dan buiten de woonwijk in een vakantie- of zomerhuisje of zelfs in restaurants of cafés. Wanneer de BVD tijdig op de hoogte was van de tijd en de plaats van een vergadering, dan kon geprobeerd worden een mobiele microfoon met zender te installeren. Een nadeel was de mindere geluidskwaliteit van die microfoons, maar beter wat opbrengst dan geen opbrengst. 
Dat ‘tijdig op de hoogte zijn’ van een locatie waar een Molukse vergadering zou plaatsvinden, was een essentiële voorwaarde voor het plaatsen van een microfoon. Dat illustreren de volgende twee voorbeelden.

Het vergaderen in huisjes in bungalow- of vakantieparken was bijna een rage in de jaren ’70 en niet alleen onder de Molukkers, maar ook voor andere groepen activisten waar de BVD belangstelling voor had, waren die huisjes favoriete vergaderplaatsen.
Het kon gebeuren dat de BVD op het allerlaatste moment ‘lucht kreeg’ van een vergaderdatum en –plaats. Dat gegeven kwam vaak uit een telefoontap die niet live werd uitgeluisterd maar op een tijdstip (direct) na de opname van dat gesprek. Ook konden er berichten binnenkomen van de BVD-observatie- en volgploegen. Soms werden beheerders van ‘favoriete’ vakantieparken gevraagd of zij reserveringen aan de plaatselijke inlichtingendienst van de politie wilden doorgeven, die vervolgens de BVD informeerde.

Bloed, zweet en tranen, een biertje na afloop

Zodra de tijd en de plaats bekend waren (soms werd op voorhand en indien noodzakelijk achteraf toestemming van de minister verkregen) ging een onopvallende ploeg BVD’ers op pad om bijvoorbeeld microfoons of camera’s aan te brengen.

Hilarisch (achteraf) was een moment dat deze technici de pech hadden dat toen zij zich net hadden geïnstalleerd in de ruimte tussen het plafond van de vergaderruimte en het schuine dak van het vakantiehuisje om de apparatuur te installeren, de ‘gasten’ al binnenkwamen.
Normaal gesproken had een ploegje volgers en observanten, die als ondersteuning waren meegereisd, de technici (op afstand) moeten waarschuwen. Soms kon dat vanwege allerlei (technische) redenen niet.
Dankzij kunst- en vliegwerk en met overtuigingskracht van de leiders van de volgploeg richting de parkbeheerder kon worden gerealiseerd de technici ongezien uit het huisje te halen, bijvoorbeeld door de huurders met een smoes naar een ander huisje te verplaatsen. Het aanbranden van de technische BVD-ploeg was dan wel voorkomen, maar ook een geluidsopname van de vergadering zat er niet meer in. Gelukkig was dit een uitzondering.

Een soortgelijk probleem ontstond toen er een vergadering was gepland aan een gereserveerd tafeltje in een café. Op alle tafeltjes waren op verzoek door de kroegbaas identieke bloemstukjes neergezet, waarvan er een was geprepareerd; er zat een microfoon in. Dan wordt het vervelend voor de kroegbaas en voor de ondersteunende observatiemedewerkers wanneer de activisten niet aan het voorbestemde tafeltje willen gaan zitten. De smoes van de kroegbaas om alle bloemstukken stuk voor stuk in de keuken van vers water te voorzien werkte gelukkig en na de herschikking van de vazen konden de stemmen van de vergadertijgers konden nog net op tijd ‘op band’ worden gezet.

Agenten en Informanten

Betrouwbare informanten van de BVD waren de Molukkers die enig zicht hadden op de jonge tweede generatie en van wie werd verondersteld dat zij hen ook ‘in bedwang’ konden houden. Deze oudere generatie was bijvoorbeeld georganiseerd in Molukse ordediensten als de KPK.

Het Korps Pendjagaan Keamanan (KPK) werd in de jaren ‘50 opgericht om de orde binnen de Molukse gemeenschap in Nederland te controleren en te handhaven. De activiteiten van dat korps werden door de Nederlandse overheid aanvankelijk oogluikend toegestaan. Het kwam zelfs voor dat de plaatselijke politie de hulp van de KPK inriep bij het oplossen van ‘typisch’ Molukse problemen in de woonwijken.
Enkele voormannen van de KPK – allen ex-KNIL-militairen - werkten ook samen met de BVD, maar ook werden sommigen van hen door de ambassade van de Republik Indonesia (R.I.) in Den Haag als beveiligers van Indonesische personen en/of gebouwen gerekruteerd.

De angst voor infiltratie in de Molukse gemeenschap door de Indonesische overheid was groter dan voor de Nederlandse overheid. Sommige Molukse KPK-aanhangers vermoedden zelfs dat Indonesische inlichtingenofficieren met een Molukse achtergrond door Jakarta naar Nederland waren gestuurd om het RMS-ideaal te ondermijnen. Inderdaad werkten er Indonesische inlichtingenofficieren, ook van Molukse herkomst, op de ambassade. 
In het kader van een verdeel- en heersstrategie beloofde de Indonesische inlichtingendienst de Molukkers (gratis) visa voor bezoeken aan familie die in Indonesië en op de Molukken waren achtergebleven. Daar werden later tegenprestaties voor gevraagd in de vorm van het verstrekken van inlichtingen over Molukkers in Nederland.

De Indonesische Ambassade richtte in 1971 zelfs de Stichting Opbouw Molukken (SOM) op, die streeft naar een oplossing van het Molukse vraagstuk langs niet-politieke wegen.
Nagenoeg de gehele Molukse gemeenschap beschouwde de activiteiten van deze Stichting echter als een ernstige bedreiging van hun strijd om de vestiging van een eigen staat.
Als gevolg hiervan kwam het eind januari en begin maart 1972 te Breda tot een gewelddadig treffen tussen R.M.S.-gezinde Molukkers en wijkgenoten die verdacht werden van Indonesische sympathieën.

Pro-Indonesië gezinde jongeren verenigden zich met steun van de Indonesische Ambassade in de Angkatan Pemuda Indonesia Maluku, APIM (= bundeling van Indonesische jongeren van Molukse afkomst). Deze jongeren wilden belangstelling wekken voor de sociale en economische opbouw van de Molukse eilanden.
Als tegenhanger richtten pro-RMS-jongeren van de tweede generatie Molukkers het Jongerenfront van de RMS op (Pemuda Masjarakat PM/RMS). De PM verlangde van de Nederlandse regering, dat zij de activiteiten van de Indonesische Ambassade zou verbieden.

“De Indonesische minister van Buitenlandse zaken, Adam Malik, vindt dat 'het probleem’ van de republiek der Zuid-Molukken moet worden opgelost op basis van de Nederlands-Indonesische overeenkomst van augustus 1975 [ ‘De Waarheid’ 23 december 1975].
De ministeries CRM en Buitenlandse zaken spraken de beweringen van Malik tegen. CRM verwees naar een op 27 augustus van dit jaar uitgegeven persbericht over 'gezamenlijke aanbevelingen aan beide regeringen' inzake enkele aspecten van het verblijf van Molukkers' in Nederland. Deze gezamenlijke aanbevelingen waren opgesteld door Indonesische en Nederlandse ambtenaren.
Uit mededelingen blijkt dat ambtenaren van verschillende ministeries aan het overleg over de Molukkers deelnamen. Het staat wel vast dat onder deze ambtenaren ook hoge functionarissen van de Nederlandse BVD en van de geheime veiligheidspolitie van Suharto waren.”

Treinkaping 1975

Wijster Drenthe
Op dinsdagochtend 2 december 1975 werd even na 10 uur ’s-morgens de stoptrein Groningen-Zwolle met de noodrem midden in de weilanden bij het dorp Wijster in Drenthe tot stilstand gebracht. 
De treinkaping vond plaats tussen de stations van Hoogeveen en Beilen en werd uitgevoerd door zeven Molukse jongeren uit Bovensmilde, in hun streven naar een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Er vielen drie doden: de machinist en twee passagiers werden door de kapers doodgeschoten. Na twaalf dagen gaven de kapers zich over. Tegelijk met de kaping bezette een andere groep Molukkers, eveneens een groep van zeven uit Bovensmilde, het Indonesische consulaat te Amsterdam.

Waarom wisten de Nederlandse autoriteiten niets van de Molukse plannen; de kritieken op de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in de media waren legio.

Vrij Nederland: ‘BVD faalde’.
Opnieuw heeft de BVD zich volgens Van Tijn totaal verkeken op de voorbereidingen tot de acties, 'maar vooral op de onderliggende oorzaken van de voorlopig zonder twijfel aanhoudende radicalisering van de jongere Zuidmolukkers'. Rudie van Meurs probeert het motief van de gijzelaars door te prikken: 'Het waren niet alleen de Zuidmolukse leiders en hun kortzichtige bondgenoten in Nederland die de jongeren tot razernij brachten. Dat deden ook Vondeling en Van Doorn die terug van een reis uit Indonesië als olifanten in een porseleinkast de verwachtingen van niet beter wetende Zuidmolukkers in gruzelementen sloegen.

Elseviers Magazine: ‘Tijd voor geweld’.
De voorzitter van de ordedienst van de RMS, Paul Thenu, vertelde: 'Het is nu tijd voor geweld. Jarenlang kregen we geen aandacht en nu staan we in het centrum van de wereldbelangstelling. Het geduld van de jongelui is ten einde.

Haagse Post: ‘Vijf over twaalf’.
Over de gijzelaars: 'Avonturiers? Beslist niet. Dit zijn kreten van een volk in nood. Over de mislukte Soestdijk-actie: 'Wij weten dat het brein achter deze zaak in contact stond met de Indonesische ambassade.

Accent: ‘Terreur’.
Zonder het woord BVD uit te spreken vindt redacteur De Boo: Wanneer deze gijzelingszaken achter de rug zijn is er alle reden om eens een hartig woordje met de regering te wisselen over het functioneren van die diensten, die juist zijn ingesteld om de veiligheid van de Nederlandse burger te beschermen.

De Groene Amsterdammer: ‘Veenbrand’.
De Groene geeft enkele achtergronden van de Molukse terreuracties: 'Een flinke strafbedreiging zal mogelijke daders absoluut niet weerhouden.' Wat wel helpt is een beter opsporingsapparaat (sic!). De BVD blijkt helemaal van niets geweten te hebben, hoewel beide plannen gedetailleerd voorbereid moeten zijn en er vrij veel mensen bij betrokken waren.

Wat moest de BVD doen na de treinkapingen van december 1975?

De roep om uitbreiding van extra BVD-personeel, meer en betere technische middelen en verruiming van het geheime budget voor het werven van meer informanten, ligt altijd - tot op de dag van vandaag -voor de hand. Maar niet bij de zakelijke, doorgewinterde en ervaren ministers als De Gaay Fortman en Van Agt.
In het zogeheten ‘Gijzelingsdebat’ op vrijdag 13 februari 1976 bepleitten in de Tweede Kamer zowel minister De Gaay Fortman van Binnenlandse zaken als minister Van Agt (Justitie) grote terughoudendheid bij de uitbreiding van personeel en bevoegdheden van de inlichtingendiensten.

Van Agt waarschuwde ervoor „een overmaat van speurders in dit land in dienst te nemen." De Gaay Fortman heeft de kritiek (…) van de hand gewezen als zou de binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) gefaald hebben bij de ‘opsporing’ van terroristische activiteiten: „Als iemand niet geheel slaagt in zijn taak dan betekent dit niet dat hij heeft gefaald," aldus De Gaay Fortman.

Hij werd bijgevallen door Van Agt die wees op de activiteiten van de BVD bij het verijdelen van een treinkaping door Syriërs bij Amersfoort en het voorkomen van gijzeling van de koningin in Soestdijk door Zuid-Molukkers. De Molukkers zelf beschuldigden de Indonesische ambassade in Den Haag van betrokkenheid bij deze gijzelingspoging.

Met deze uitspraken van beide bewindslieden was de BVD uitermate tevreden en mogelijk zelfs gerustgesteld. Maar het betekende toch dat de Molukse desk door de veiligheidsdienst zelf fors werd uitgebreid. Een uitbreiding van drie naar zes deskofficers (bewerkers en analisten) en een toename van drie case officers (runners) tot vijf man sterk was een eerste aanzet. Binnen de BVD-gebouwen werd ook het aantal tolk/vertalers flink uitgebreid en werden telefoongesprekken tussen Molukkers in het Nederlands tijdelijk door niet Maleis-sprekende medewerkers uitgewerkt. Het spreekt voor zich dat het aantal ‘technische bronnen’ (telefoon- en microfoontaps) niet alleen werd uitgebreid maar opnieuw werd geprioriteerd.

Daarnaast werden overlegstructuren tussen politie/justitie (CRI/BZC/DBRZ) en BVD geïntensiveerd. Het leverde geen verbetering op in de bestaande animositeit tussen de inlichtingendienst BVD en de CRI. Zo werden dubbelingen geconstateerd in telefoontaps, met andere woorden zowel de CRI als de BVD tapte de telefoons van dezelfde Molukse activisten. Toch kwam er nóg een ambtelijke organisatie bij in de strijd tegen het Molukse gewelddadige activisme, de Landelijke Brigade Terreurbestrijding (LBT). Volgens de Nederlandse politiebond “nou niet meteen een brigade die op afroep kan uitrukken. Het was een 'papieren groep', waarvan enkele mensen inlichtingen verzamelden en coördineerden en waarvan andere medewerkers gewoon hun werk bij de plaatselijke politiekorpsen deden."
Beter ging de aansturing vanuit het hoofdkantoor van de BVD in de richting van de inlichtingendiensten van gemeente- en rijkspolitie, de PID’en en de DIR’s.

Ongeacht allerlei strubbelingen op het terrein van de bestrijding van het terrorisme (toen nog ‘gewoon’ terreurbestrijding genoemd) had de BVD een mix van inlichtingenmiddelen ingezet.
Een significant aantal menselijke en technische bronnen gepositioneerd in de Molukse gemeenschap werden in zo goed mogelijke combinaties ingezet. 
Dat leverde tussen twee treinkapingen in een bizar ‘hoorspel’ op.


Molukkers zochten steun in Viëtnam
(Van een onzer verslaggevers)
'Vrije Volk' april 1977
ROTTERDAM - Een Zuidmolukse delegatie onder leiding van ds. S. Metiary heeft vorig jaar in Parijs met een gevolmachtigde van de regering van Vietnam onderhandeld over steun bij een omverwerping van het Indonesische gezag in de Zuidmolukse archipel.

Dit onthult het weekblad 'Nieuwe Revue' dat inzage heeft gehad in de stukken van de onderhandelingen. Er zou de Molukse afvaardiging steun zijn toegezegd in haar streven naar een vrije en onafhankelijke republiek.

Tot die hulp zou onder meer de opleiding van jonge Zuidmolukkers in Vietnam behoren. Ze zouden dan op de eilandengroep gedropt moeten worden om de positie van de RMS daar te verstevigen. Agenten en commando-eenheden zouden een opstand moeten voorbereiden, die samenvalt met een landing van troepen.

De Zuidmolukse leider ir. Manusama, die wist van de Parijse besprekingen, noemt de invasie plannen 'waanzinnig!

Een bizarre wending in 1976

Het vroor licht en er viel sneeuw op woensdag 29 december 1976. De ‘Telegraaf’ schreef op deze dag een artikel over verijdelde Molukse plannen om tijdens een voorgenomen gijzelingsactie te eisen dat 200 Molukkers per schip konden vertrekken naar Vietnam. Dit land zou namelijk steun geven aan een gewapende aanval op het Molukse eiland Ceram in de Republiek Indonesië met het doel een zelfstandige Molukse republiek (RMS) te vestigen.


Diezelfde dag arriveerden op het Binnenhof in Den Haag per auto drie hoge ambtenaren vande BVD om minister De Gaay Fortman van Binnenlandse zaken en secretaris-generaal Van Dijke bij te praten over de activiteiten van de geheime dienst met betrekking tot de Zuidmolukse problematiek. Volgens een ‘cryptisch’ gedeelte uit een gespreksverslag wordt er gesproken over een door de BVD ‘voor het eerst toegepaste taktiek”, waardoor acties van Zuid-Molukkers zijn uitgebleven.

“Naar aanleiding van de constatering van de Minister dat in de thans bijna voorbijgegane decembermaand acties van Zuid-Molukse zijde zijn uitgebleven, brengt PH.BVD naar voren dat hierbij mogelijk van invloed kan zijn geweest een door de BVD in de Zuid-Molukse hoek voor het eerst toegepaste taktiek.”

Kort na deze ‘geheime bespreking’ op het Binnenhof stuurt de BVD op 11 januari 1977 een zogeheten ‘Zuid-Molukse notitie aan de Minister-President, de ministers van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Justitie en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en naar de Directeuren-Generaal van Openbare Orde en Veiligheid en van Politie over een ‘buitengewoon Zuidmolukse congres’ dat in december 1976 plaats had.

ds. S. Metiary
Dit congres, dat gehouden werd op 18 december 1976 te Capelle a/d IJssel, had als voornaamste doel van het Zuid Molukse volk een uitspraak te vragen over de activiteiten van Ds. Metiary. De overgrote meerderheid van het congres heeft ds. Metiary ‘s ideeën echter verworpen. Vertegenwoordigers uit de Zuid Molukse woonwijken Assen en Bovensmilde hebben - soms op demonstratieve wijze - laten blijken, dat zij achter de plannen van Ds. Metiary staan en deze ook verder willen uitvoeren. Ds. Metiary heeft tijdens het congres verklaard, dat hij zich bij de uitspraak van het congres zal neerleggen en zich van verdere activiteiten zal onthouden. Van meerdere zijden werd echter vernomen, dat er twijfel bestaat over de oprechtheid van zijn verklaring. Ook ‘president’ Manusama heeft uitgelaten dat hij bevreesd is dat ds. Metiary toch heimelijk zijn activiteiten zal voortzetten.

Uit deze notitie wordt nog steeds niets duidelijk over ‘voor het eerst toegepaste tactiek’, noch wat de heimelijke activiteiten van ds. Metiary nu eigenlijk inhouden. Daarvoor moeten we nog verder terug in het jaar 1976 om een goed beeld te krijgen aan de hand brieven en notities van de BVD aan bewindslieden en zelfs van informatierapporten van gesprekken met agenten en informanten van de dienst. Vanwege zowel de horizontale als de verticale compartimentering binnen de BVD (interne geheimhouding) was slechts een klein deel van de betrokken medewerkers bekend met de uitleg van deze ‘cryptische’ uitspraak. Toch vinden we in de voorafgaande maanden van 1976 de antwoorden.


Flashback

‘Nieuwe plannen tot “Bevrijding” van de Molukken’

Wat was er nu zo belangrijk om in december 1976 onder de Molukkers in Nederland een volksraadpleging te houden? Dat had een verrassende oorzaak. In een brief aan de Nederlandse regering vertelt de BVD op 27 september 1976 meer over Nieuwe plannen tot “Bevrijding” van de Molukken en over die heimelijke buitenland activiteiten van ds. Metiary.

BVD-gebouw President Kennedylaan in Den Haag (1980)
In het gebouw van de BVD aan de President Kennedylaan in Den Haag was veel analytisch bureauwerk verricht om op de hoogte te komen van de activiteiten van twee Nederlandse inlichtingen zwendelaars, Raymond Westerling en John Bense, die voor veel geld de Molukse staatskas probeerden te lichten ↓.
De tijdrovende maar zorgvuldig opgebouwde kennis over de verhoudingen binnen de Molukse gemeenschappen betaalde zich eindelijk uit en vormde de basis voor een goed functionerend netwerk van betrouwbare informanten en agenten. Een uitgebalanceerde inzet van openbare bronnen, technische middelen en volg- en observatieacties en het raadplegen van buitenlandse diplomatieke en inlichtingenkanalen deed de rest.

De BVD was erachter gekomen dat twee inlichtingen zwendelaars, kapitein Raymond Westerling en de zich journalist noemende  John Bense, met succes ds. Metiary had weten te verleiden (niet bestaande) buitenlandse activiteiten financieel te ondersteunen. Belangrijke eisen van de twee charlatans was dat ‘president’ Manusama niets van deze activiteiten mocht weten. Het komt erop neer dat ds. Metiary geld had verstrekt voor steun van de republiek Vietnam in de strijd voor een vrije Zuid-Molukse republiek.

BVD-bronnen meldden eerder dat ex-kapitein van het K.N.I.L. Raymond Westerling samenwerking met de in april 1975 opgerichte Staf Missie Militer (SMM) – een initiatief van ‘president’ ir. Manusama en zijn vertrouweling ‘kolonel’ Tahapary - in februari 1976 verbroken. De reden was dat deze SMM besefte dat plannen voor een infiltratie door Molukkers op Ceram absoluut onrealistisch waren. Westerling zou daarna aansluiting zoeken bij andere Molukse groeperingen.

De toegang tot strategische posities gaf ruim inzicht in de ontwikkeling tot een mogelijke machtswisseling in de top van de RMS. Er werd zelfs gesproken over een ‘staatsgreep’! 
Een staatsgreep die verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben voor opvattingen van jonge Molukse activisten die stonden te popelen om de grote woorden van hun leiders – een vrije Republiek der Zuidmolukken - om te gaan zetten in daden.
Een voor de BVD ongewenste ontwikkeling was dat er “vage aanwijzingen zijn dat ds. Metiary een groep jonge Zuid-Molukkers rond zich tracht te verzamelen, kennelijk voor (…) militaire trainingsmogelijkheid in Vietnam”.

Het was voor de BVD, die verweten werd de gijzelingsacties van Zuid-Molukse jongeren in december 1975 niet te hebben kunnen voorkomen, bijna een trauma te constateren dat het weer Molukse jongeren uit de kring van dominee Metiary uit Drenthe waren die voor onrust konden gaan zorgen. Het kostte de BVD al zo veel capaciteit om de activiteiten van de ‘vrije Zuid-Molukse jongeren’ in noord Nederland in kaart te brengen.

Een ongewenste ontwikkeling, omdat juist groepen van jonge Molukkers in Assen en Bovensmilde voor de BVD een nagenoeg ondoordringbaar bolwerk waren gebleken. Benaderingen van mogelijke informanten draaiden steevast uit op een botte weigering van Molukkers die zelfs maar weigerden politie en/of BVD-medewerkers aan te horen, laat staan met hen te spreken.

De BVD wilde helemaal niet dat de ‘macht’ van de gematigde ir. Manusama zou verminderen en wilde het liefst een ‘staatsgreep’ voorkomen. Manusama was bovendien – in tegenstelling tot Metiary - als ‘president in ballingschap’ een goed aanspreekpunt in de bestaande overleggremia tussen de Nederlandse regering en de RMS-vertegenwoordigers.

Kapitein Westerling de inlichtingenzwendelaar

De ‘regeringsbrief’ van 27 september 1976 met als onderwerp: ‘Nieuwe plannen tot “Bevrijding” van de Molukken’ geeft een verrassende inkijk in die heimelijkeactiviteiten van ds. Metiary, waarvan de BVD toen al op de hoogte was.

Het is op zijn minst verwonderlijk dat het uitputtende verhaal in deze regeringsbrief in de maand april van het jaar daarop (1977) uitgebreid (soms bijna letterlijk) te lezen viel in diverse interviews met ‘president’ Manusama en ‘kolonel’ Tahapary verschenen in enkele (landelijke) dagbladen

De brief

Inlichtingenzwendelaars verleiden ds. Metiary:
Westerling (opm.: bedoeld wordt de beruchte kapiteinRaymond Westerling en zijn relatie (John Bense, naam gevonden in interviews in NRC en ND) hebben bij ds. Metiary de illusie gewekt hem politieke en militaire steun van ‘Moskou, Peking en Hanoi’ te kunnen verschaffen voor de ‘bevrijding’ van de Zuid-Molukken.
Ds. Metiary is hiervan dermate onder de indruk gekomen, dat hij thans stappen onderneemt om ir Manusama het ‘bewind’ uit handen te nemen.
Ds. Metiary doorziet niet, dat Westerling en John Bense hem met hun verhalen slechts een rad voor ogen draaien, teneinde er zelf financieel beter van te worden.
Westerling toucheerde inmiddels tienduizend gulden van het RMS-Fonds National (opm.: afdeling financiën van de Molukse eenheidspartij Badan Persatuan B.P.) voor reeds ‘gemaakte onkosten’.

Sedert enkele maanden vinden er op initiatief van de bekende ex K.N.I.L.-kapitein R. Westerling en zijn relatie John Bense tussen Ds. Metiary en dit duo besprekingen plaats over het onderwerp "bevrijding van de Zuid-Molukken door eigen strijd", waarbij Vietnam als voorbeeld wordt gesteld.
Reeds in 1963 speelden Westerling en (onleesbaar) met de gedachte een militaire actie op het eiland Ceram (op de Molukken) te ontketenen. Voor een Frans-Duitse filmploeg schreef (onleesbaar) in dat jaar n.l. een draaiboek over de in de Zuid-Molukken plaats gehad hebbende opstand.
Samen met de leider van deze filmploeg, de Fransman (onleesbaar, maar is volgens ir Manusama in het Nederlandse Dagblad vermeld als Charpentier van de Vietnamese ambassade in Parijs), zocht Bense toen contact met Westerling. Deze stelde voor om met tien vertrouwenslieden - gecamoufleerd als filmploeg - naar Ceram te reizen, teneinde de opstandelingen daadwerkelijk te steunen. Deze plannen zijn echter nimmer verwezenlijkt.

Westerling en Bense hebben de toch al ambitieuze ds. Metiary aangepraat dat niet ir. Manusama maar hij - ds. Metiary - de leider bij uitstek van de Zuid-Molukkers h.t.l. is en dat het dan ook zijn dure plicht is zich geheel in te zetten voor de bevrijding van de Zuid-Molukken. Westerling en Bense wenden voor, hem daarbij internationale hulp en steun te kunnen verschaffen.

Het duo heeft ds. Metiary namelijk voorgespiegeld in ‘Moskou, Peking en Hanoi’ steun voor de R.M.S.-zaak te kunnen krijgen, t.w.:
Hanoi               - trainingsfaciliteiten, militaire en financiële steun,
Moskou            - levering van wapenen en materieel,
Peking              - politieke en morele steun,
waartoe Bense beweert bezoeken aan deze steden te hebben gebracht en reeds de nodige contacten te hebben gelegd.
N.B.: Deze reizen zijn nimmer geconstateerd.

De besprekingen vinden plaats in een door Westerling en Bense geschapen conspiratieve sfeer; zowel Westerling, Bense als ds. Metiary bedienen zich in hun onderlinge contact van schuilnamen.
Ds. Metiary is van de voorspiegelingen en de sfeer waarin zij plaatsvinden dermate onder de indruk geraakt, dat hij gevolg heeft gegeven aan het dringende verzoek van Westerling en Bense om in Parijs over de ‘bevrijding’ van de Zuid-Molukken een ontmoeting te hebben met een ‘vertegenwoordiger van de Republiek Vietnam’.
Ds. Metiary is daartoe op 23 juli 1976 naar Parijs gereisd, waar deze ontmoeting heeft plaats gevonden. Westerling en Bense hebben als ‘vertegenwoordiger van Vietnam’ de hierboven vermelde Fransman Charpentier ten tonele gevoerd. Omtrent het besprokene is (nog) niets bekend geworden.

Deze ontmoeting moet op ds. Metiary echter bepaald positief zijn overgekomen, daar hij - na aandringen daarna van Westerling en Bense - op vergoeding van de (zogenaamd) gemaakte reis- (naar Moskou, Peking en Hanoi!) en andere kosten, na overleg met enkele leden van de kascommissie van het R.M.S.-Fonds-Nasional, Westerling onlangs een bedrag van tienduizend gulden heeft overhandigd.
Ds. Metiary heeft de leden van de kascommissie op het hart gedrukt dat ir. Manusama hiervan niet op de hoogte mag worden gebracht.
Verwacht mag worden dat Westerling en Bense in de naaste toekomst er opnieuw in zullen slagen het Fonds Nasional weer wat lichter te maken.

Westerling en Bense hebben Metiary’ s eerzucht kennelijk dermate gestreeld, dat hun suggestie om ir. Manusama voor enige tijd het "bewind" uit handen te nemen bij hem weerklank heeft gevonden.
Ds. Metiary heeft n.l. in kringen van het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S. (opm.: eenheidspartij Badan Persatuan o.l.v. Ds. Metiary) uiterst behoedzaam gewezen op de mogelijke internationale hulp die hij zou kunnen krijgen voor de verwezenlijking van een vrije R.M.S. door eigen strijd. De reactie die hij hierop kreeg, heeft hem de moed gegeven om aan het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S. een volmacht te vragen een jaar lang het "buitenlandse beleid" te mogen bepalen.
Het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S., menend een nieuw perspectief naar een vrije R.M.S. te zien, heeft daarop besloten ds. Metiary te steunen en hem de gevraagde volmacht verstrekt.
Het is thans de bedoeling dat een afvaardiging van het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S. binnenkort een bezoek aan ir Manusama zal brengen, teneinde hem van deze beslissing op de hoogte te brengen. Van ir. Manusama zal dan worden verlangd dat hij ' zich niet tegen deze beslissing zal verzetten.

Om aan zijn plannen uitvoering te geven wil ds. Metiary op korte termijn een Militaire- en een Politieke Raad in het leven roepen.
Voorts zijn er vage aanwijzingen dat ds. Metiary een groep jonge Zuid-Molukkers rond zich tracht te verzamelen, kennelijk voor de door Bense voorgespiegelde militaire trainingsmogelijkheid in Vietnam.
Het is bekend, dat Westerling chronisch in ernstige financiële moeilijkheden verkeert. Met Bense is het vermoedelijk al niet veel anders.

De door het duo bij ds. Metiary opgeroepen hersenschimmen zullen ongetwijfeld weer de nodige beweging in de Zuid-Molukse gelederen veroorzaken. Ds. Metiary zal na het bekend worden van zijn "bevrijdingsplannen" in eerste aanleg kunnen rekenen op een zekere aanhang.
En waar het ‘kabinet’ van ir. Manusama intern verdeeld is, zou ds. Metiary’ s voorgenomen ‘staatsgreep’ aanvankelijk wel eens succes kunnen hebben.
Zodra echter - en dat lijkt onvermijdelijk - duidelijk wordt dat ds. Metiary’ s plannen niets anders dan zeepbellen zijn, zou dit wel eens het einde van zijn "politieke loopbaan" kunnen betekenen.

BVD wilde geen Molukse ‘staatsgreep’

Uit deze brief van de BVD van september 1976 wordt duidelijk dat de dienst tot in detail op de hoogte was van de ontwikkelingen rond ds. Metiary en de zogenoemde ‘Vietnam-affaire’. In het oog springt vooral de constatering dat de mogelijkheid bestaat dat er een machtswisseling kon plaatsvinden in de top van de RMS. Het woord ‘staatsgreep’ viel!

Een andere voor de BVD ongetwijfeld kwalijke ontwikkeling leek dat er “vage aanwijzingen zijn dat ds. Metiary een groep jonge Zuid-Molukkers rond zich tracht te verzamelen, kennelijk voor (…) militaire trainingsmogelijkheid inVietnam”.

Assen en Boven Smilde
Het was voor de BVD, die verweten werd de gijzelingsacties van Zuid-Molukse jongeren in december 1975 niet te hebben kunnen voorkomen, extra vervelend te moeten constateren dat het weer Molukse jongeren uit de kring van dominee Metiary uit Drenthe waren die voor onrust konden gaan zorgen.

De BVD wilde onder andere om zijn informatiepositie te behouden helemaal niet dat de ‘macht’ van de gematigde ir. Manusama zou afnemen en wilde het liefst een ‘staatsgreep’ voorkomen. Het kostte de BVD al veel capaciteit om de activiteiten van de ‘vrije Zuid-Molukse jongeren’ in noord-Nederland in kaart te brengen. Manusama was bovendien als ‘president in ballingschap’ een goed aanspreekpunt in de bestaande overleggremia tussen Nederlandse autoriteiten en RMS-vertegenwoordigers.

Dus deed de BVD nadrukkelijk veel navraag bij diverse Molukse informanten en agenten naar de plannen van ds. Metiary. Deze vraagstelling zorgde niet alleen voor betere informatie voor de BVD maar ook dat diezelfde informanten Manusama op de hoogte brachten van de gesprekken met de BVD-agenten en hem informeerden over de plannen van Metiary.

Naast het informeren van de Nederlandse regering ging de BVD door met het verzamelen van gegevens over de voorgenomen Vietnamese escapades van de dominee com suis.
Ondertussen werd ook ‘president’ Manusama steeds onrustiger en besloot tot het uitschrijven van bovengenoemd spoedcongres op 18 december 1976 in zijn woonplaats Capelle aan de IJssel om de 'affaire Vietnam' voor eens en voor altijd te beëindigen.
Uit een verslag van dit congres [Stichting Argus:CFO-rapport nr.: 77/156 van 28 januari 1977] blijkt dat ds. Metiary de gelegenheid kreeg uitgebreid zijn plannen ‘richting Vietnam’ aan de zaal vol toehoorders binnen de Zuid-Molukse samenleving uit een te zetten.
Dit veroorzaakte veel rumoer tussen voor- en tegenstanders.
Manusama en zijn kabinet bleken terdege bijgepraat door een aantal vertrouwelingen en uit zijn toespraak bleek al snel dat Manusama wist van de hoed en de rand. Hij kon zijn gehoor ervan overtuigen dat ds. Metiary het slachtoffer was geworden van een stelletje oplichters en dat hiermee zijn plannen van de baan waren. 
Wat kan hier de rol van de BVD zijn geweest? En pakte die eventuele bemoeienis goed of slecht uit?

Radicale Molukkers en een nieuwe treinkaping in Drenthe

Voorlopig leek de kou voor de zittende RMS-president uit de lucht en scheen een zoveelste scheuring in de Molukse samenleving bezworen. Maar niets was minder waar. Veel Molukse jongeren uit het noorden van Nederland konden de ‘nederlaag’ van hun dominee niet verkroppen en wilden het ‘buitenlands avontuur’ van Metiary voortzetten.
Die tegenstelling kwam in april van 1977, vlak voor de jaarlijkse RMS-herdenking van 25 april – onafhankelijkheidsproclamatie 1950 - in de media tot ontploffing. Een centrale rol in die interviews in NRC en Nieuwe Revue was weggelegd voor ‘kolonel’ Tahapary, vertrouweling en ‘militair adviseur’ van ‘president’ Manusama.

Interessant is te zien hoe het NRC op 22 april 1977 onder de kop ‘Conflict over koers Molukkers’ spreekt van een ‘harde confrontatie binnen de Zuid-Molukse gemeenschap in Nederland tussen de groep 'radicalen' onder leiding van ds. S. Metiary uit Assen en de trouwe aanhangers van de leider van de RMS-beweging, ir. J. Manusama. 
Levinus Tahapary
Directe aanleiding [voor deze confrontatie] waren publicaties over pogingen van Metiary om Manusama als president van de Republiek der Zuid-Molukken af te zetten als deze niet zou toestaan de RMS een socialistische koers te laten varen, zodat een militaire samenwerking met Vietnam mogelijk zou worden.’

Tot de mensen die zouden willen zien dat ds. Metiary werd afgezet als voorzitter van de Badan Persatuan, behoort RMS-kolonel L. Tahapary, militair adviseur van Manusama en lid van diens kabinet. De herdenkingsbijeenkomst zelf op 25 april 1977 was er echter een van geveinsde verzoening. Foto’s van de elkaars handen schuddende ‘president’ Manusama en ds. Metiary sierden de krantenpagina’s van vele dagbladen. De eenheid van het Molukse volk in Nederland scheen gered. 

Nog een maal, op zaterdag 14 mei 1977 en slechts negen dagen voor de tweede treinkaping, kwamen de ‘regering’ Manusama, het hoofdbestuur van de Badan Persatuan en de staf van de KPK en de bestuursleden van Pemuda Masjarakat bijeen om de "Vietnam-affaire" en de strijd Tahapary versus Metiary als ook de bekritiseerde publicaties in NRC en Nieuwe Revue te bespreken. De bijeenkomst vond plaats in hotel “Pays Bas” in Utrecht.

Tijdens de bijeenkomst bood Tahapary vanwege zijn vermeende lekken naar de pers zijn ontslag aan. Hij bleef echter volhouden dat hij in de publicatie in het NRC verkeerd was geciteerd. Door Manusama werden de Vietnam-contacten van Metiary opnieuw ter sprake gebracht. De meeste aanwezigen lieten duidelijk blijken, dat Metiary op moest houden met zijn eigenmachtig optreden.
Tahapary beweerde nog wel dat hij achter de Vietnam- activiteiten van Metiary stond, maar principieel van mening blijft dat de draagwijdte en militaire mogelijkheden van dergelijk initiatieven door de regering van Manusama en haarmilitaire adviseurs als Tahapary zelf moeten worden beoordeeld.
De uitkomst was dat buitenlandse plannen van wie dan ook altijd gecontroleerd en onder verantwoordelijkheid van de centrale leiding van het ‘kabinet Manusama’ moesten plaatsvinden.

Hierop namen Molukse jongeren uit het noorden van Nederland gefrustreerd en definitief afstand van Manusama. Slechts negen dagen later – op 23 mei - volgden de gijzelingsacties te Bovensmilde en De Punt die tot 11 juni 1977 duurden.


De BVD stelde na afloop van de treinkaping van 1977 een zeer ruime analyse samen waarvan hier een fragment:

“Zuid-Molukse jongeren uit de twee wijken in Assen en Bovensmilde hebben zich in de afgelopen periode - vanaf december 1975 - meer dan enig andere Zuid-Molukse woonwijk zelfstandig opgesteld, hebben een eigen politieke koers ingeslagen en afstand genomen van de naar hun mening te gematigde koers van ir Manusama. Met name in Assen voelden de jongeren zich meer aangetrokken tot de meer agressieve plannen van ds. Metiary, die naar het scheen in verdergaande onderhandeling was getreden met vertegenwoordigers van Vietnam”.

Conclusie

Mede door “inspanningen van de BVD” leek de gewenste eenheid binnen de Zuidmolukse bevolkingsgroep bewaard. Maar Zuidmolukse radicale jongeren onder de invloedssfeer van ds. Metiary raakten juist gefrustreerd over het ‘terugfluiten’ door de gevestigde Molukse generatie van de plannen van Metiary in relatie tot Vietnam. Zij konden de ‘nederlaag’ van hun dominee niet verkroppen en wilden het ‘buitenlands avontuur’ van Metiary voortzetten. Om dat doel te bereiken werden in de geïsoleerde Molukse woonwijken Assen en Bovensmilde in zeer korte tijd plannen gesmeed voor de bezetting van de school in Bovensmilde en detreinkaping bij de Punt.

Het was de BVD gelukt dat de ‘macht’ van de gematigde ir. Manusama schijnbaar niet was aangetast en dat een ‘staatsgreep’ was voorkomen. Manusama was bovendien – in tegenstelling tot Metiary - als ‘president in ballingschap’ een goed aanspreekpunt in de bestaande overleggremia tussen de Nederlandse autoriteiten en de RMS-vertegenwoordigers.
De BVD mocht tevreden zijn dat de oplichtingspraktijken van kapitein Westerling deels waren voorkomen en dat de Molukse gemeenschap beperkte financiële schade opliep.
Dat de BVD via agenten/informanten de media heeft bespeeld om de status quo binnen de Molukse gemeenschap – tevergeefs – te behouden mag de analyse zijn uit de bovenstaande activiteiten.

De grote misrekening was dat ds. Metiary in het noorden van het land zoveel aanhang en gezag had onder ontevreden en ongeduldige jonge Molukkers en dat uit het oog was verloren waartoe deze generatie in staat was.
De BVD dacht binnen de sterk verdeelde Molukse gemeenschap met de hulp van de oudere generatie mogelijke oprispingen van de tweede en derde generatie Molukkers in de kiem te kunnen smoren. Maar zoals overal elders op de wereld zijn door idealen gedreven jongeren op zoek naar hun ‘gerechtigheid’ en niet te stoppen door normen, waarden, historische belangen en overheden.
De BVD had zichzelf in de voet geschoten door actief te proberen de gevestigde orde in de Molukse gemeenschap veilig te stellen, maar was daarmee voorbij gegaan aan heersende sentimenten in de ‘snelkookpan’ van anti-Manusama gezinde Molukse jongeren uit Drenthe.


NAWOORD

Tijdens de werkzaamheden van alle dag zijn operationele medewerkers van een geheime dienst vaak niet in de gelegenheid of in staat verder te kijken dan de details van de problematiek en de gewenste kortetermijnoplossingen. Actuele kennis leidt vaak af van een groter of breder overzicht en visie over de gehele problematiek. Nog eens versterkt door horizontale en/of verticale compartimentering die zeer streng wordt toegepast.

Het is een belangrijke kracht van een geheime dienst; maar verticale waterscheiding verhindert inzicht in ander aandachtsgebied, terwijl horizontale barrières verhinderen dat managementlagen elkaar (te veel) vertellen hoe (beleids-)beslissingen tot stand zijn gekomen; niet alleen vanwege geheimhouding maar ook uit eigen belang.

Tot op de dag van vandaag wordt in het dagelijks werk een scala aan mogelijkheden van tactieken, methoden en inzet van (bijzondere) inlichtingenmiddelen tegen personen en organisaties belangrijker gezien dan het kennis vergaren over trends en lange termijn ontwikkelingen. Met als verkokering tot gevolg.






Politiek leiders geen baas over inlichtingendiensten

  Politiek leiders geen baas over inlichtingendiensten Hoofdlijnenakkoord kabinet wil  nieuwe veiligheidsorganisatie Het werk van de Neder...