Treinkaping Syrische terroristen verijdeld
UPDATE:13 OKTOBER 2016
Inleiding
Inleiding

De Syriërs werden in Hotel Neutraal op het Damrak van hun bed gelicht. Bij de inval in hun kamer vond de politie pistolen, pistoolmitrailleurs en een namaakbom, met draden en een batterij. Een terreuraanslag door vier bewapende vrijheidsstrijders van de Syrische verzetsbeweging ‘al Saiqa’ was voorkomen.
"Datamining inlichtingendiensten cruciaal bij arrestatie in Rusland opgeleide Syrische terroristen"
Buitenlandse
inlichtingendiensten hadden met behulp van (signal intelligence) SIGINT (delen
van) telefoonnummers in het Midden-Oosten onderschept en deze metadata gedeeld
met de BVD. Lange lijsten werden door de BVD dagelijks en handmatig vergeleken
met gegevens van telefoongesprekken uit Nederland met het buitenland. Die
gesprekken kwamen in 1975 nog niet geautomatiseerd tot stand, maar door
tussenkomst van een telefoniste.
In dit artikel wordt een historische casus
uitgewerkt waaruit blijkt dat ‘massagegevens’ en uitvoerige bemoeienis van
partnerdiensten een grote rol kunnen spelen in het verhinderen van terroristische
aanslagen. Niet om te beweren dat geheime diensten altijd maar vrij baan
moeten hebben, maar wel om eens licht te werpen op het effect van de inzet
van een ingrijpende bevoegdheid. Natuurlijk moeten we oog hebben voor de
historische context – het gaat om een zaak in de jaren zeventig – maar het
laat zien waartoe de inzet van enkele inlichtingenmiddelen kan leiden.
Deze verhinderde aanslag heeft interessante dingen
laten zien. In de eerste plaats is uiteraard de betrokkenheid van de
Sovjet-Unie. Daarnaast waren de telefoonlijsten van de Israëliërs van
doorslaggevend belang om te ontdekken wie in Nederland regelmatig met het
Midden-Oosten telefoneerde.
Natuurlijk kreeg de BVD hiermee ook onschuldige
burgers in het vizier, die met het uiteindelijke complot niets te maken
hadden. Maar het middel was wel effectief: het werd wel mogelijk om de vier
samenzweerders in een hotel te lokaliseren en te laten oppakken.
Over het effect van hun werk zwijgen inlichtingen-
en veiligheidsdiensten doorgaans. Ze kunnen vanwege geheimhouding geen namen
en rugnummers, laat staan aantallen verhinderde aanslagen vermelden. Of de
inzet van ingrijpende bevoegdheden – zoals metadata analyse en de
gegevensverzameling van een groot aantal burgers – echt nodig is, blijft
daardoor inherent ingewikkeld. Die vraag zal nooit makkelijk te beantwoorden
zijn en het debat daarover zal altijd, in veranderende omstandigheden,
opnieuw gevoerd moeten worden. Historici kunnen echter wel een tipje van de
sluier oplichten over het verleden. Door onderzoek te doen naar de effecten
van het inlichtingen- en veiligheidswerk, de concrete resultaten van de inzet
van inlichtingenmiddelen, kunnen zij wel iets zeggen over nut en noodzaak van
dit werk. Tijd dus om meer van dit soort cases te onderzoeken.
|
De reis naar
Nederland
De vier terroristen waren in twee groepen naar Nederland
gekomen.
De eerste groep bestaande uit de 34-jarige Amin Selamih en de 27 jaar oude Joseph As'ad Azar - alias:
Ziad Homsi/Homcy - vertrok op 15 augustus 1975 per vliegtuig van Damascus
naar Rome. Per trein reisden zij verder naar Modena. Daar werd een grijze Alfa
Romeo met het kenteken MO 255182, gekocht waarmee de twee terroristen naar
Amsterdam vertrokken. In Modena werden ook de wapens opgehaald bij een niet
geïdentificeerde Arabier.
De tweede groep, Abdul Sattar Ahmed Ammar (24) - alias: al-Afghani - en Abdallah Mustapha
Ataya (32) reisde op 31 augustus 1975 per vliegtuig van Damascus naar Boedapest
en op 3 september 1975 van Boedapest naar Amsterdam.
Selamih en Azar namen hun intrek in Hotel Neutraal op het
Damrak 8 in Amsterdam, met kamernummer 54. Zij kregen opdracht vanuit Damascus
om op 3 september de strijdmakkers Abdullah Ataya en Abdul Satar Ammar af te
halen van Schiphol. De laatste twee namen intrek op kamer 59 in hetzelfde Hotel
Neutraal.
Op 4 september 1975 hielden de vier in het hotel een
vergadering over de gijzeling die ze de volgende dag zouden uitvoeren. In
Amersfoort wilden ze om zes over halfnegen ‘s-ochtends de laatste wagon van de Warschau Express op
weg naar Hoek van Holland kapen, omdat ze dachten dat daarin Russische Joden zaten.
Tijdens hun bijeenkomst verdeelden ze alvast de in Italië aangeschafte wapens;
1x handpistool Makarow, 1x handpistool Pietro Beretta en 2x machinepistool
Skorpion.
De vier Syriërs, die behoorden tot de Palestijnse verzetsorganisatie
‘al Saiqa’, hadden een in het Engels en het Frans gesteld - gestencild -
pamflet bij zich met eisen aan de Nederlandse regering, namens de "Eagles
of the Palestinian Revolution".
De eisen waren dat Nederland Russische Joden niet langer hielp naar Israël te emigreren en dat premier Joop den Uyl in een tv-rede zijn steun zou betuigen aan de Palestijnse zaak. De Nederlandse regering werd bij niet-inwilliging van de eisen verantwoordelijk gesteld voor het lot van de gijzelaars.
De eisen waren dat Nederland Russische Joden niet langer hielp naar Israël te emigreren en dat premier Joop den Uyl in een tv-rede zijn steun zou betuigen aan de Palestijnse zaak. De Nederlandse regering werd bij niet-inwilliging van de eisen verantwoordelijk gesteld voor het lot van de gijzelaars.
Arrestatie in
Amsterdam
Wat de terroristen niet wisten was dat de Nederlandse
autoriteiten hen al in het vizier hadden. Nog voordat ze naar Amersfoort konden
vertrekken, werden ze in de nacht van 4 op 5 september in de boeien geslagen.
Het hotelpersoneel had vooraf nauwkeurige beschrijvingen gegeven van het
uiterlijk van de gasten en de indeling van hun kamers. Het arrestatieteam ging
razendsnel te werk. Voordat de Syriërs maar een reactie konden bedenken, waren
ze al overrompeld. Een van de agenten zou zelfs vanaf de kamerdeur in één zweefduik
op het bed van de Syriërs zijn gedoken.
Enkele uren
later in de morgen van 5 september 1975, tijdens een zogeheten
Aurora-bijeenkomst, die elke dinsdag en vrijdag plaats vond in de kamer van het
hoofd van de BVD, deed het plaatsvervangend diensthoofd Hans Neervoort, de
triomfantelijke mededeling dat de Amsterdamse politie dankzij informaties van de dienst een Palestijnse terroristische actie had weten te
voorkomen.
Mossad en NSA
schieten BVD te hulp

Uit allerlei voor- en nabeschouwingen over de Oktoberoorlog van 1973 wordt duidelijk dat de Israëliërs beschikten over ingenieus werkende afluistersystemen. Op de berg Hermon bijvoorbeeld, op de Golan-hoogvlakte bij Mitzpe Shlagim ("Snow Lookout") werd dataverkeer geïntercepteerd.
In het NRC Handelsblad van 21 november
1998 beschrijven Cees Wiebes en Bob de Graaff hoe de BVD verschillende keren
hulp kreeg van de Amerikaanse CIA. Ten tijde van de gijzeling van de Franse
Ambassade door leden van het Japanse Rode Leger in 1974 in Den Haag stelde de
CIA een ruimte tegenover de Franse ambassade en middelen ter beschikking. Er
werd een camera gericht op de Franse ambassade en er werden richtmicrofoons
gebruikt om de gesprekken tussen de gijzelnemers op te kunnen vangen. Verder
stelde de CIA afgeluisterd berichtenverkeer van de National Security Agency
(een Amerikaanse inlichtingendienst) beschikbaar. Toen de BVD niet in staat
bleek om uit de afgetapte berichten telefoonnummers uit het Midden Oosten te
vissen, deed de CIA dat zelf binnen enkele uren.
Datamining
Na de Olympische Spelen in
München spraken veiligheidsdiensten af meer samen te werken om nieuw onheil te kunnen voorkomen. Op het hoofdkantoor van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD)
kwamen per telex dagelijks lijsten binnen met telefoonnummers van verdachte
personen en organisaties in het Midden-Oosten. In een tijd zonder vergevorderde
automatisering vormden die gegevens hooguit het ruwe materiaal voor een
ingewikkelde aanpak van mogelijke terroristen. Deze prille vorm van datamining,
het speuren naar de potentieel gevaarlijke contacten, was het zoeken naar een
speld in een hooiberg.
PTT belangrijke partner BVD
Op een paar honderd meter
afstand van Hotel Neutraal aan het Damrak, in het PTT-gebouw achter het Paleis
op de Dam, aan de Nieuwezijds Voorburgwal 182, hoek Raadhuisstraat en Spuistraat, zat de centrale waar in die tijd nog alle gesprekken met
het buitenland moesten worden aangevraagd.
Gegevens van gesprekken met het Midden-Oosten werden overgezet op ponskaarten. Die vergeleek de BVD met door collega-diensten aangeleverde nummers van verdachte personen en organisaties. Op die manier werd duidelijk dat er vanuit Hotel Neutraal was gebeld met verdachte contacten in het Midden-Oosten.
Gegevens van gesprekken met het Midden-Oosten werden overgezet op ponskaarten. Die vergeleek de BVD met door collega-diensten aangeleverde nummers van verdachte personen en organisaties. Op die manier werd duidelijk dat er vanuit Hotel Neutraal was gebeld met verdachte contacten in het Midden-Oosten.
In het boek van
historicus Dick Engelen “Frontdienst” staat uitgebreid te lezen hoe de BVD in
de zeventiger jaren van de 20e eeuw lange lijsten met data afkomstig
uit het buitenland dagelijks en handmatig vergeleek met PTT-gegevens van
telefoongesprekken gevoerd vanuit Nederland.
Niemand kon toen vermoeden
dat veertig jaar later de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van
dataverzameling die vlucht zou nemen die het heeft gedaan. De techniek heeft
ervoor gezorgd dat het opvragen van data min of meer ‘de gewoonste zaak van de
wereld’ is en alleen nog de meest fervente vechters voor privacy kan
verontrusten. Na het eerste decennium van de 21e eeuw is het vanzelfsprekend
om in het kader van terrorismebestrijding samenwerking te signaleren tussen
‘geheime’ diensten en telecomproviders.
Bronbescherming
bijna fataal
De samenwerking tussen BVD en PTT was in 1975 zo
geheim dat voor deze operatie als geheel zelfs een codenaam was bedacht. De
codenaam beschermde niet alleen de bron(nen), maar eveneens de nationale en internationale
samenwerking - ook wel modus operandi genoemd. Die bronbescherming gaf de
nodige problemen bij de noodzakelijke exploitatie van gegevens richting
Justitie, politie en het Openbaar Ministerie. De (Hoofd-)officier van Justitie wilde tegen mogelijke
terroristen wel actie ondernemen, maar op grond waarvan? In ieder geval niet op
grond van anonieme bronnen bij de BVD.
Bij een ingelast bezoek door de Amsterdamse vreemdelingendienst aan
Neutraal bleek tijdens een controle van de administratie dat er ‘vier
Arabieren’ met Syrische paspoorten logeerden. De hotelier vertelde dat er
inderdaad was gebeld met buitenlandse nummers en dat de betreffende mannen op
dat moment niet aanwezig waren. Het verzoek van de politie om even op de kamer
te mogen kijken werd ingewilligd. Daar werden de wapens toen al gevonden, maar
om de Syriërs te kunnen arresteren moesten ze blijven liggen. Tot het moment
van de inval bleef de politie het hotel observeren.
Het op zich volstrekt logische bezoek van de
Amsterdamse vreemdelingenpolitie aan de hoteleigenaar van Neutraal was een
gouden greep. De politie kon na verkregen informatie van de eigenaar een
proces-verbaal indienen bij Justitie, die vervolgens tot arrestatie kon
overgaan.
In het boek van journalist Siem Eikelenboom "Niet
bang om te sterven" staat ook dat er voorafgaande aan de arrestatie van de
vier Syriërs een tip van de BVD bij de politie was binnengekomen. De BVD
schrijft hierover in een editie van “PANORAMA” die de periode van 1 april tot 1
oktober 1975 behandelt:
“Dankzij informaties van de Dienst
afkomstig, kon de Amsterdamse Politie op 5 september 1975 overgaan tot de
arrestatie van vier op Syrische paspoorten in Nederland vertoevende
Palestijnen. Volgens hun verklaringen en de op hen gevonden papieren waren zij
van plan om in opdracht van Saiqa - de door de Syrische regering gesteunde
Palestijnse verzetsorganisatie - de inzittenden van de Russische wagen van de
Warschau-expres, op het moment dat deze zich op weg naar Hoek van Holland op
het station in Amersfoort bevond, in gijzeling te nemen. De bedoeling was
daarna de Nederlandse regering bepaalde uitspraken af te dwingen met betrekking
tot Israël en de Palestijnse kwestie.”
Het pro-Syrische
‘Al Saiqa’

Al Saiqa werd geleid door Zuheir Mohsen, een hoge
Syrische legerofficier. Mohsen was tevens een van de topmensen binnen de
Palestinian Liberation Organization, waarvan Al Saiqa deel uitmaakt.
Hij was verantwoordelijk voor militaire zaken in het Executief Comité van de PLO. Vanwege de contacten van Al Saiqa met de Syrische inlichtingendienst en gelet op de positie van Mohsen, is het waarschijnlijk dat de Syrische autoriteiten op de hoogte waren van de al Saiqa activiteiten.
Hij was verantwoordelijk voor militaire zaken in het Executief Comité van de PLO. Vanwege de contacten van Al Saiqa met de Syrische inlichtingendienst en gelet op de positie van Mohsen, is het waarschijnlijk dat de Syrische autoriteiten op de hoogte waren van de al Saiqa activiteiten.
Eerdere Saiqa
activiteiten in Europa
Op 30 augustus 1973 werden op de luchthaven van Beiroet
twee Saiqa leden, die in het bezit waren van wapens, gearresteerd. Het tweetal
was van plan naar Bratislava te reizen. Treinen die Joodse emigranten uit
Rusland naar het doorgangskamp Schönau in Oostenrijk brachten, stopten in
Bratislava.
Op 8 september 1973 werden twee personen, voorzien van Libanese paspoorten door de Oostenrijkse douane aan de grens tussen Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk aangehouden en teruggestuurd; ze waren afkomstig uit Bratislava. Op 28 september 1973 kwamen - mogelijk dezelfde - twee personen terug met de trein uit Bratislava; zij waren in het bezit van machinepistolen en handgranaten en gijzelden een drietal treinreizigers. Volgens een door de terroristen meegebracht pamflet behoorden zij tot de organisatie "Eagles of the Palestinian Revolution". Bij deze gijzeling van drie Russische Joden, eisten de terroristen de sluiting van een doorgangsoord voor Russische Joden in Schönau.
Op 8 september 1973 werden twee personen, voorzien van Libanese paspoorten door de Oostenrijkse douane aan de grens tussen Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk aangehouden en teruggestuurd; ze waren afkomstig uit Bratislava. Op 28 september 1973 kwamen - mogelijk dezelfde - twee personen terug met de trein uit Bratislava; zij waren in het bezit van machinepistolen en handgranaten en gijzelden een drietal treinreizigers. Volgens een door de terroristen meegebracht pamflet behoorden zij tot de organisatie "Eagles of the Palestinian Revolution". Bij deze gijzeling van drie Russische Joden, eisten de terroristen de sluiting van een doorgangsoord voor Russische Joden in Schönau.
De Oostenrijkse regering onder leiding van Bruno Kreisky
(zelf Joods) gaf toe.
De Oostenrijkse kanselier Bruno Kreisky
heeft op dinsdag 23 oktober 1973 in het Oostenrijkse parlement ervoor gepleit,
dat het land door moet gaan met het verlenen van vrije en ongehinderde doorgang
aan Russische Joden, die naar Israël reizen. De kanselier zei een en ander
tijdens een speciaal debat over de gebeurtenissen van 28 en 29 september, toen
twee Arabische terroristen vier personen, onder wie drie Russische Joden, gijzelden.
De terroristen lieten de gijzelaars gaan, nadat Kreisky hen had verzekerd dat
het doorgangskamp voor Russische Joden, Schönau, zou worden gesloten. Kreisky
legde er in zijn rede de nadruk op, dat het nooit een eis van de terroristen is
geweest om de joden ongehinderde doorgang via Oostenrijk te belemmeren.
Sinds de gijzeling van 28 en 29
september 1973 is de opvang van Joden in Schönau normaal doorgegaan. De
Oostenrijkse regering vraagt zich momenteel af op welke manier de Joden
doorgang zal moeten worden verleend, zonder dat zij in het kamp Schönau worden
opgevangen. Het landgoed Schönau, sinds 1971 doorvoercentrum voor meer dan
80.000 Sovjet-Joden die vla Oostenrijk naar Israël emigreerden, sluit maandag
na het vertrek van de laatste groep. De regering van kanselier Kreisky besloot
hiertoe 29 september in ruil voor de levens van vier gijzelaars die door
Arabische guerrillastrijders gevangen waren genomen.
Nederland was na Oostenrijk een logisch volgend doel voor
al Saiqa omdat het land een prominente rol speelde bij de emigratie van
Russische Joden. Nadat de Sovjet-Unie als reactie op de Zesdaagse Oorlog van
1967 de diplomatieke betrekkingen met Israël had verbroken, verzorgde het Nederlandse consulaat in Moskou, en daarmee het ministerie van Buitenlandse
zaken in Den Haag, de uitreisvisa van deze groep.
Opleidingscentrum
in Moskou


Tijdens de ochtendbespreking van de BVD, Aurora genoemd, op vrijdag 10 oktober 1975 kwam ter sprake dat het hoofd van de BVD, Andries Kuipers, in Rome enige tijd doorbracht bij de zogeheten Europese cursus. Een BVD-medewerker direct betrokken bij deze verijdelde gijzelingszaak kan zich herinneren dat Kuipers tijdens deze cursus van een Italiaanse collega te horen had gekregen dat er met enige regelmaat wapenleveranties plaatsvonden vanuit de Sovjet-Unie aan terroristische organisaties in Italië, waar de Communistische Partij (Partito Comunista Italiano/ PCI) bij
Joodse exodus uit
Rusland
Al Saiqa pleegde in de jaren zeventig verschillende
aanslagen in West-Europa. Die waren onder meer bedoeld om een einde te maken
aan de emigratie van Russische Joden naar Israël. De Britse journalist en
militair historicus, Colin Smith, verwijst in zijn boek 'Carlos: Portrait of a
Terrorist', naar een artikel van eind 1975 in de krant 'The Times', waarin
wordt beweerd dat de Sovjet-Unie nadrukkelijk betrokken was bij de in Nederland
verijdelde gijzelingsactie door de vier Syriërs, omdat Moskou de braindrain van
Joden wilde stoppen.
Nederland heeft zich daar nooit over uitgelaten. Maar hoe is het anders te verklaren dat Mr Aleksandr Rylov van de Russische ambassade in Den Haag contact zocht met het Nederlandse ministerie van Justitie en zijn hulp aanbood bij de identificatie van de Syriërs aan de hand van hun paspoortnummers. Het ministerie hield echter de boot af.
Nederland heeft zich daar nooit over uitgelaten. Maar hoe is het anders te verklaren dat Mr Aleksandr Rylov van de Russische ambassade in Den Haag contact zocht met het Nederlandse ministerie van Justitie en zijn hulp aanbood bij de identificatie van de Syriërs aan de hand van hun paspoortnummers. Het ministerie hield echter de boot af.
Nederlands
consulaat in Moskou
De analyse van ‘The Times’ was dat indien de treinkaping
en de gijzeling van Russische joden was gelukt, de Sovjet autoriteiten druk
hadden kunnen uitoefenen op de Nederlandse regering (de Nederlandse ambassade
behartigde immers de Israëlische belangen in Moskou) om te stoppen met het
afgeven van visa aan Sovjet joden met het doel te emigreren. Niemand had immers
belang bij het feit dat deze treinen met joodse emigranten doelwit waren van
terroristische aanslagen. Precies dat nu was de reden waarom Bruno Kreisky het
opvangkamp Schönau in Oostenrijk had gesloten.
Ook het dagblad ‘De Telegraaf’ waagde zich aan
bespiegelingen over de rol van Moskou. Deze krant kopte op 30 oktober 1975:
“Russen speelden
vreemde rol in gijzelcomplot”.
“De
Russen hebben een merkwaardige rol gespeeld in het onlangs voorkomen complot
van de vier Syriërs die hier in Nederland de Russische wagon van een D-trein
wilden overvallen en die inmiddels zijn veroordeeld.
De leider van het complot en een van de andere terroristen blijken volledig in de Sovjet-Unie te zijn opgeleid. Het ging hier zowel om een politieke opleiding als om een training in het omgaan met wapens.
Zodra het nieuws van de arrestatie van de vier Syriërs bekend werd, vervoegde een functionaris van de Russische ambassade in Den Haag bij het ministerie van Justitie om de paspoortnummers van de gearresteerden op te vragen. Hij beweerde dat zijn ambassade mogelijk behulpzaam zou kunnen zijn bij de identificatie van de aangehoudenen.
De Nederlandse autoriteiten zijn niet op dit verzoek ingegaan. Onduidelijk is wat de werkelijke motieven van dit Russische aanbod tot assistentie zijn geweest. Onduidelijk is ook waarom de Nederlandse regering de Russische rol zowel bij de opleiding van de Syrische terroristen als bij de ontknoping van het complot geheim heeft willen houden.
De leider van het complot en een van de andere terroristen blijken volledig in de Sovjet-Unie te zijn opgeleid. Het ging hier zowel om een politieke opleiding als om een training in het omgaan met wapens.
Zodra het nieuws van de arrestatie van de vier Syriërs bekend werd, vervoegde een functionaris van de Russische ambassade in Den Haag bij het ministerie van Justitie om de paspoortnummers van de gearresteerden op te vragen. Hij beweerde dat zijn ambassade mogelijk behulpzaam zou kunnen zijn bij de identificatie van de aangehoudenen.
De Nederlandse autoriteiten zijn niet op dit verzoek ingegaan. Onduidelijk is wat de werkelijke motieven van dit Russische aanbod tot assistentie zijn geweest. Onduidelijk is ook waarom de Nederlandse regering de Russische rol zowel bij de opleiding van de Syrische terroristen als bij de ontknoping van het complot geheim heeft willen houden.
Voor ingewijden staat het vast, dat de
Nederlandse regering. wanneer de overval, die op het station van Amersfoort had
moeten plaatsvinden, zou zijn doorgegaan danig in verlegenheid zou zijn
gebracht tegenover de Sovjetregering.
Dit te meer omdat het onzeker was, of de
Syriërs zonder het gebruik van springstoffen de Russische slaapwagens hadden
kunnen binnendringen. Westelijk van het „IJzeren Gordijn" pleegt de
Russische slaapwagenconducteur de toegangsdeuren, ook die naar de andere
wagons, afgesloten te houden, behoudens voor het laten in- of uitstappen van
passagiers. Aannemende, wat waarschijnlijk lijkt, dat de conducteur niet in het
complot zat, zou deze waarschijnlijk niet hebben opengedaan en zou een kleine
springlading nodig zijn geweest om de deuren te forceren. De Syriërs hadden daartoe
springstoffen bij zich.
Dit alles zou de Nederlandse regering in
de positie hebben gebracht dat zij tegenover de Sovjetregering haar leedwezen
had moeten betuigen, maar in de praktijk gebruiken de sovjets dergelijke
situaties altijd om er een voordeeltje uit te slaan en vermoedelijk zou ons
land gedwongen zijn het verstrekken van consulaire faciliteiten aan emigrerende
Russische joden op onze ambassade in Moskou te beperken.
Wilden
Russen Den Haag in verlegenheid brengen?
De aanwijzingen stapelen zich op dat de
Russen zelf meer hebben geweten van de plannen van de vier gearresteerde en
inmiddels veroordeelde Syriërs, die in de Russische slaapwagon van de D-trein
uit Hoek van Holland gijzelaars hadden willen nemen. Het wordt niet uitgesloten
en zelfs waarschijnlijk geacht dat de Russen via deze Syriërs Nederland als
consulaire zaakwaarnemer voor Israël in Moskou, tot iets hadden willen dwingen,
mogelijk tot het beperken of zelfs stopzetten van de uitgifte van inreis- of
doorreisvisa voor joden die uit de Sovjet-Unie naar Israël willen emigreren.”
Reactie
Binnenlandse veiligheidsdienst
Dat ‘De Telegraaf’ hier een punt had, bleek uit het feit
dat de top van de BVD reageerde als door een wesp gestoken. De BVD was namelijk
van mening dat er sprake moest zijn van een lek. (Aurora vrijdag 31 oktober
1975).
Of er daadwerkelijk sprake was van een lek en waar dit
lek zich zou moeten bevinden is niet eenvoudig te achterhalen. Wel werd met
grote spoed door de BVD onmiddellijk contact opgenomen met het hoofd van de
afdeling Voorlichting van Buitenlandse zaken om een gezamenlijk persbeleid af
te spreken.
Nederlandse regering capituleert niet

En waarom zou je eigenlijk voor
die weg kiezen? De vier in Nederland gevangen houden hield het risico in dat sympathisanten
hier acties zouden gaan ondernemen met hun wapenbroeders als inzet. Van Agt
noemde een mogelijke uitwijzing daarom ‘wijken voor terreur die nog niet eens
realiteit is, maar waarvan je vreest dat die zou kunnen komen; dat is weer een
stap verder in de capitulatie voor terreur.’
REACTIE door VAN AGT NA mijn BEROEP OP ZIJN GEHEUGEN VAN VEERTIG DAARVOOR
REACTIE door VAN AGT NA mijn BEROEP OP ZIJN GEHEUGEN VAN VEERTIG DAARVOOR
Berechting
Al
voordat het Palestijns terrorisme in september 1969 ook in Nederland had
toegeslagen, was in november 1968 de relatie van de BVD met de Israëlische
inlichtingendienst bestendigd en versterkt. Zo verleenden Mossad-medewerkers ook
hulp bij de vertaling van de verklaringen die de vier in ons land gearresteerde
terroristen aflegden bestemd voor de rechtbank.
De in Libanon geboren Josef Asad Azar, bijgenaamd Homcy,
liet in gesprekken met de BVD en de Mossad doorschemeren dat hij en zijn vriend
Amin Selamih goede contacten hadden met ‘al Saiqa’ en de PLO in Damascus of dat
zij zelfs deel uitmaakten van de inlichtingendienst van de PLO.
Op de zitting zelf werd nog
eens duidelijk dat de Syriërs van plan waren geweest de in beslag genomen
wapens ‘metterdaad’ te gebruiken.
Volgens de rechtbank verklaarde Selamih het volgende:
"Op of omstreeks 22 augustus 1975
kwam ik samen met Josef Asad Azar per auto uit Italië in Amsterdam. In Italië
hebben wij de wapens gekocht. In opdracht van een onderafdeling van de PLO in
Damascus - waarvan ik lid ben - moesten wij, Selamih en Azar, in samenwerking
met twee andere strijdmakkers, Abdullah Ataya en Abdul Satar Ammar, aandacht
vragen voor de Palestijnse kwestie en eventueel gezamenlijk een gijzelingsactie
ondernemen.”
Desondanks woog de rechtbank de
beoogde gijzeling in het uiteindelijke vonnis niet mee, omdat er nog geen begin
was gemaakt met de uitvoering van die actie. De vier werden wegens overtreding
van de Vuurwapenwet op 8 oktober 1975 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf
met aftrek van voorarrest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten