7 december 2016

AIVD moet undercover personeel beter beschermen


Digitale controles bij banken of aan de grenzen maken undercover werk gevaarlijker


Te veel  organisaties staren zich blind op de ruimere bevoegdheden voor het onderscheppen van metadata. De Raad van State, de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) als ook het Genootschap van Hoofdredacteuren, de NVJ en de Raad voor de Rechtspraak zijn alleen bezorgd over de uitwerking van de door het kabinet goedgekeurde 'aftapwet'.Zelfs de Tweede Kamer neigt naar een te haastige behandeling van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) door zich eveneens te beperken tot commentaar op een ‘sleepnet’. 
Een tegengeluid was medio december 2016 te lezen in een 'open brief' van 29 vooraanstaande wetenschappers aan de Tweede Kamer waarin zij schreven bezorgd te zijn over onvoldoende waarborgen in deze nieuwe Wet.
Afluisterbevoegdheden moeten weliswaar met grote zorgvuldigheid worden afgewogen, maar daarmee wordt de beoordeling van andere wetsartikelen, die eveneens vergaande consequenties hebben, te kort gedaan.


Forse uitbreiding undercover personeel

Zo zijn er grote gevolgen voor honderden overheidsfunctionarissen die AIVD en MIVD gaan aanwijzen om operationele werkzaamheden voor die diensten uit te voeren. 

Het aantal undercover medewerkers kan namelijk fors worden uitgebreid. Het gaat dan vooral om die categorie medewerkers van ministeries, diensten en organisaties die ook al toegang hebben tot de zogeheten Contra Terrorisme (CT) infobox. Volgens wetsartikel 15, lid 4 moeten deze ‘externe’ functionarissen als 'operationeel medewerker' een andere identiteit aannemen; zij moeten undercover om hun werk veiliger te maken.

Digitale belemmeringen
Dit wetsartikel alleen zal het undercover werk namelijk niet minder gevaarlijk maken. Je kunt niet iemands persoonlijke veiligheid garanderen door in gevaarlijke omstandigheden een andere identiteit en/of hoedanigheid te verstrekken. Kenners van de nationale en internationale inlichtingenwereld betwijfelen überhaupt de bescherming van die andere identiteit. Vooral geavanceerde digitale controles bij financiële transacties en grensoverschrijdingen maken het undercover werk steeds gevaarlijker.

AIVD'ers volgen cursus FOX-IT

Natuurlijk kunnen medewerkers van inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun werk meestal niet in de openbaarheid doen. Er zijn landen, organisaties en individuen die een gevaar zijn voor de diensten en hun medewerkers. De vraag is gerechtvaardigd of AIVD en MIVD hun zorgplicht niet te lichtvaardig opvatten door ‘slechts’ een andere identiteit te verstrekken.

Het behoort vooral tot de extreme zorgplicht om medewerkers en hun gezinnen erop te wijzen dat er in relatie tot privéomstandigheden nogal wat nare  of vervelende consequenties zitten aan het werken met een andere identiteit en hoedanigheid.

Toch is ook de AIVD zelf van mening dat bescherming van eigen personeel beter kan. Dit blijkt onder andere uit een opleiding die AIVD’ers volgen bij FOX-IT (Delft) in het veilig gebruik van smartphones. Het was hen uit veiligheidsoverwegingen tot nu toe verboden smartphones te gebruiken!


Parlementaire controle 
De inlichtingendiensten achten het noodzakelijk veel meer functionarissen van andere ministeries vanwege toegenomen onveiligheid operationele werkzaamheden vaker ‘undercover’ te laten verrichten. Daarmee groeit ook de kans dat het toezicht op de inzet van extern personeel versnipperd raakt, de uitvoering van werkzaamheden diffuus wordt en de controle navenant problematischer. Terwijl veel Kamerleden juist pleiten voor meer toezicht en betere parlementaire controle.

Kamerleden mogen niet accepteren dat één wetsartikel in nieuwe WIV over zorgplicht toereikend is voor de veiligheid van ambtenaren die voor AIVD undercover gaan werken


Kamerleden moeten bij de behandeling van deze wet dus goed op hun tellen passen en zich niet blind staren op de ruimere bevoegdheden voor het onderscheppen van metadata. Een te gehaaste beoordeling van wetsartikelen met betrekking tot undercover werkzaamheden van enkele honderden overheidsdienaren van andere ministeries, leidt tot gebrekkige wetgeving. 

De beperkte zorgplicht van AIVD mag niet leiden tot levensgevaarlijke gevolgen voor undercover personeel bij andere ministeries. 

Betere bescherming
De Kamer moet daarom aandringen op extra veiligheidsgaranties ter bescherming van ambtenaren die geen volledige AIVD-opleiding hebben gevolgd en toch undercover moeten werken. 

Kamerleden mogen niet accepteren dat één wetsartikel over zorgplicht toereikend is voor de veiligheid van AIVD’ers, laat staan voor de veiligheid van ambtenaren afkomstig van verschillende ministeries zonder inlichtingenachtergrond.

http://www.opiniestukken.nl/opiniestukken/artikel/1356/AIVD-moet-undercover-personeel-beter-beschermen


2 september 2016

Pionierswerk AIVD en Counter Terrorism Group



Pionierswerk AIVD en Counter Terrorism Group (CTG) tijdelijk belangrijker dan bureaucratische regels


De Nederlandse veiligheidsdienst AIVD laat prijzenswaardig pionierswerk zien bij de oprichting van een platform binnen de Counter Terrorism Group (CTG) om sneller en beter gegevens tussen EU-landen te kunnen uitwisselen. 
Het is simpel sceptisch te zijn en redenen te vinden dat dit platform niet zal werken. Het is een ‘Hell of a job’. Er zijn nogal wat bestuurlijke en juridische hindernissen die inlichtingendiensten moeten trotseren.

Bureaucratie is dodelijk
Elk pionierswerk drijft op doorzettingsvermogen en is allergisch voor een ambtelijke omgeving. Zolang het operationele platform van de CTG ‘buiten beeld’ functioneert in het ondoorzichtige web van inlichtingendiensten is er goede kans van slagen. Want de CTG heeft geen last van EU-regels, de werkwijze is diffuus en de controle door toezichthouders is lastig. Het is moeilijk aantoonbaar wie verantwoordelijk is, omdat deze club een zwervend bestaan leidt en voornamelijk virtueel is. Dat helpt.

Het helpt wanneer durf, creativiteit en moedige initiatieven van terrorismebestrijders niet worden gesmoord door bureaucratische protocollen en politieke angsten binnen de overheid. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) zal moeten inzien dat controle over gegevens die de AIVD uit het buitenland ontvangt, onwerkbaar is. De toezichthouder moet zelfs terughoudend optreden in het besef dat strakke toetsing contraproductief werkt bij terrorismebestrijding.
Parlementaire controle door de commissie ‘Stiekem’ op de rol van de AIVD binnen de CTG moet worden vertraagd. Vlak voor de verkiezingen staat toch al geen enkele politieke partij te dringen om toezicht en controle op inlichtingendiensten te versterken. Zeker niet wanneer regeringsleiders oproepen tot Europese en trans-Atlantische samenwerking. Dat moet je als Nederland niet willen frustreren.

Vervalste inlichtingenrapporten
Vorig jaar werd duidelijk dat opnieuw Amerikaanse inlichtingenrapporten werden gemanipuleerd om president Obama een voorspoedig militair optreden in Syrië voor te spiegelen. Dit bericht doet denken aan vervalste Amerikaanse rapporten die in 2002 en 2003 beweerden dat Irak in bezit was van massavernietigingswapens.
Nu de Amerikaanse overheid nog steeds inlichtingenrapporten vervalst, mogen Nederlandse veiligheidsdiensten die gegevens niet zonder eigen onderzoek exploiteren. Moeten er op grond van buitenlandse gegevens nog wel veiligheidsmaatregelen worden getroffen, zoals bij Schiphol? Toch wel. De juistheid van de berichtgeving wordt terecht gemaskeerd om een hoger doel te dienen.

Wetten dodelijk voor “creatieve intelligence”
Belemmerend is dat nationale veiligheid een nationale verantwoordelijkheid is, waarmee je niet ongestraft kunt marchanderen. Zelfs wanneer je dit nieuwe internationale platform vergelijkt met succesvolle voorlopers als het Duitse Gemeinsame Terrorismusabwehrzentrum (GTAZ) en de Nederlandse Contra Terrorisme-infobox, is de vraag of het tussen EU-landen gaat werken. Helaas zorgen onderling wantrouwen en bronbescherming blijvend voor stroperige gegevensuitwisseling.
Juist dan moet je binnen Europa flexibel omgaan met onwerkbare nationalistische juridische belemmeringen. Ook de anders zo gerespecteerde "Third Party Rule" moet indien nodig worden ontweken. Die ‘derde land-regel’ houdt in dat gegevens die van een inlichtingendienst zijn ontvangen, niet zonder toestemming mogen worden doorgegeven. Die verplichting moet worden genegeerd; het dichttimmeren van wetten is dodelijk voor “creatieve intelligence’.

Toestemming minister vertraagt actie
Onnodig vertragend werkt de verplichting van de AIVD om bij het delen van ongeëvalueerde gegevens met andere landen, eerst toestemming aan de minister te moeten vragen. Die verplichting moet omwille van de snelheid worden uitgesteld. Om precies deze reden is het waanzinnig dat de AIVD straks wettelijk is verplicht bij internationale samenwerking vooraf te beoordelen of er door een dienst voldoende respect wordt getoond voor (bijvoorbeeld) mensenrechten. Denk aan betrokkenheid van een geheime dienst bij het vluchtelingenbeleid van een land. Het buitenbeleid van één land mag nooit de bestrijding van een levensgevaarlijke vijand in Nederland in de weg staan. Een heilloze weg.

Strakke wetgeving en scherpe controle zijn fataal voor succesvolle terrorismebestrijding door AIVD en Europese  Counter Terrorism Group. Die strijd tegen het terrorisme heeft nu even voorrang.

Samenwerking inlichtingen- en opsporingsdiensten in Europa
De CTIVD zegt in een toezichtsrapport van juni 2016 dat het CTG-‘platform’ nauw samenwerkt met Europese en trans-Atlantische justitiële autoriteiten, maar dat ‘de diensten hierbij natuurlijk te allen tijde de procedurele waarborgen dienen in acht te nemen.’ De CTIVD moet er echter van zijn doordrongen dat dit voor terrorismebestrijders dikwijls een onmogelijke opgave is.

De op papier grootste hindernis is het delen van gegevens door inlichtingendiensten met opsporingsdiensten. In Nederland en in Duitsland is dat niet onvoorwaardelijk toegestaan. Maar in de dagelijkse praktijk moeten de EU-landen in het ‘platform’ van de CTG wel kunnen samenwerken. Landen als Denemarken en Oostenrijk hebben nu eenmaal inlichtingendiensten, die tegelijkertijd politiedienst zijn en opsporingsbevoegdheden hebben. Informatie van inlichtingendiensten wordt binnen het ‘platform’ van de Counter Terrorism Group dus logischerwijs gebruikt bij executieve bevoegdheden. Dat kan evenmin anders bij de dagelijkse samenwerking met Europol.
De grens tussen inlichtingen- en opsporingsdiensten vervaagt. Bevoegdheden van inlichtingendiensten moeten worden aangepast of uitgebreid.

Conclusie
Het pionierswerk van de AIVD en de Counter Terrorism Group (CTG) is tijdelijk belangrijker dan bepaalde bureaucratische regels en wetten. Strakke wetgeving en scherpe controle zijn fataal voor succesvolle Europese terrorismebestrijding. Die strijd heeft nu even voorrang.


Lees ook: 
http://www.opiniestukken.nl/opiniestukken/artikel/1273/
Terrorismebestrijding-belangrijker-dan-bureaucratie 

13 juli 2016

Lot Snowden voor altijd in handen van westerse media

Lot Snowden voor altijd in handen westerse media


Westerse media hebben te weinig aandacht voor cruciale kentering in het leven van Snowden. Die zit met zichzelf in de knoop en voelt zich onbegrepen door twee dictatoriale regimes van VS en Rusland.

"Westerse media moeten aandacht geven aan Snowdens noodkreet uit Moskou: “Can you hear me now?""

Edward Snowden vreest voor de privacy van Russen, zo blijkt uit zijn commentaar op de recent afgekondigde Russische antiterrorismewet. Die wet maakt veel inbreuk op de grondrechten van burgers en geeft vergaande bevoegdheden aan de Russische Nationale Garde. Waarom laat Snowden zich zo negatief uit over de wetgeving in zijn gastland Rusland?

Criticasters menen dat de Russische overheid hem die vrijheid geeft omdat zijn rol in de propagandamachine van het FSB is uitgespeeld. Aanhangers van de Amerikaan vinden zijn reactie tegen het Russische regime getuigen van standvastigheid.

Hoe dan ook, Snowden verveelt zich, wil overduidelijk ontsnappen aan Poetin en tweet: “People ask if I fear retaliation for my criticism. I do. But it did not stop me from criticizing the @WhiteHouse, and will not stop me here”.

Poetin
De geschiedenis over westerse ex-spionnen in Moskou leert dat zij stuk voor stuk als ‘alien’ een ongelukkig en verveeld leven hebben geleden. Hun leven werd bestuurd door een controleapparaat in een Russische maatschappij, dat repressiever bleek te zijn dan dat in het land van herkomst. Nooit kon er openlijk worden gepraat over hun activiteiten in of voor Rusland. President Poetin, noch de ex-NSA-medewerker Snowden zal een sluier kunnen oplichten. Zij zullen eeuwig samen in een Nash-evenwicht balanceren op het slappe koord van de geheimzinnigheid. De vraag is of de in het vrije Westen opgegroeide Snowden deze druk aan kan?
Gezien zijn recente uitlatingen lijkt het leven van Edward Snowden zich in een cruciale fase te bevinden. Toch zal het voor Snowden letterlijk levensgevaarlijk zijn om uit balans te raken. Hij voelt zich onbegrepen door de twee dictatoriale regimes van VS en Rusland, die hij niet kan ontvluchten. Juist nu er een mogelijke conversie in het leven van de Amerikaan aanstaande lijkt, laten media persoonlijke berichtgeving achterwege en citeren slechts tweets. Trekt niemand zich het lot van deze mens aan, nu er geen nieuws meer is te verkopen over die ‘vermaledijde Amerikaanse inlichtingendiensten en hun mensonterende massasurveillance’?

Hillary Clinton
Snowden is in verwarring. De psychische druk op hem blijft toenemen. Constant heen en weer geslingerd tussen sympathisanten die Snowden prijzen willen overhandigen en regeringen die hem geen garanties willen geven dat hij niet wordt opgepakt. Een onrechtvaardigheidsgevoel maakt zich van hem meester wanneer hij hoort dat de FBI presidentskandidaat Hillary Clinton niet vervolgt voor het mogelijk lekken van gerubriceerde overheidsgegevens, terwijl hij voor decennia de gevangenis in moet.

Snowdens lot
Na jaren van ‘achtervolging’ door de media, zijn het nu de mensen en organisaties die meer ‘insider’ kennis hebben over hoe inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de dagelijkse praktijk opereren, die Snowden op de korrel nemen. Nooit eerder voelde hij zich ‘gedwongen’ te reageren op beschuldigingen in zijn richting over een mogelijk samenwerken met de Russen. Totdat Gerhard Schindler, het hoofd van de Duitse buitenlandse inlichtingendienst, Snowden openlijk een verrader en een speelbal van de Russische Federale Veiligheidsdienst FSB noemt. Snowden reageerde fel afwijzend met een in vloeiend Duits opgestelde tweet.

Snowden staat op een tweesprong in zijn leven en wil op een of andere manier ontsnappen. Daarbij kunnen Obama en Poetin hem niet helpen en ligt Snowdens lot opnieuw en waarschijnlijk voor altijd in handen van de media. Poetin en Snowden, voor eeuwig samen in een Nash-evenwicht balancerend op het slappe koord van de geheimzinnigheid.

“Can you hear me now?”
Snowden zit vast; niet alleen fysiek gevangen in een land waarmee zijn relatie diffuus is en blijft, maar ook psychisch opgesloten, nu kennelijk de hele wereld in ‘social media’ meer over hem dan met hem praat. Wie herinnert zich niet zijn kreet uit Moskou eind september 2015: “Can you hear me now?” Hij snakt naar extra aandacht. Westerse media moeten Edward Snowden tijdig die aandacht geven.


23 juni 2016

Arrestatie Syriërs na datamining (longread/popular)

Treinkaping Syrische terroristen verijdeld 

UPDATE:13 OKTOBER 2016

Inleiding
Vier Syriërs wilden in 1975 in Amersfoort een internationale trein met Russische Joden kapen, maar na een tip van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) arresteerde de Amsterdamse politie de vier terroristen.
De Syriërs werden in Hotel Neutraal op het Damrak van hun bed gelicht. Bij de inval in hun kamer vond de politie pistolen, pistoolmitrailleurs en een namaakbom, met draden en een batterij. Een terreuraanslag door vier bewapende vrijheidsstrijders van de Syrische verzetsbeweging ‘al Saiqa’ was voorkomen.
"Datamining inlichtingendiensten cruciaal bij arrestatie in Rusland opgeleide Syrische terroristen"
Buitenlandse inlichtingendiensten hadden met behulp van (signal intelligence) SIGINT  (delen van) telefoonnummers in het Midden-Oosten onderschept en deze metadata gedeeld met de BVD. Lange lijsten werden door de BVD dagelijks en handmatig vergeleken met gegevens van telefoongesprekken uit Nederland met het buitenland. Die gesprekken kwamen in 1975 nog niet geautomatiseerd tot stand, maar door tussenkomst van een telefoniste.

In dit artikel wordt een historische casus uitgewerkt waaruit blijkt dat ‘massagegevens’ en uitvoerige bemoeienis van partnerdiensten een grote rol kunnen spelen in het verhinderen van terroristische aanslagen. Niet om te beweren dat geheime diensten altijd maar vrij baan moeten hebben, maar wel om eens licht te werpen op het effect van de inzet van een ingrijpende bevoegdheid. Natuurlijk moeten we oog hebben voor de historische context – het gaat om een zaak in de jaren zeventig – maar het laat zien waartoe de inzet van enkele inlichtingenmiddelen kan leiden.
Deze verhinderde aanslag heeft interessante dingen laten zien. In de eerste plaats is uiteraard de betrokkenheid van de Sovjet-Unie. Daarnaast waren de telefoonlijsten van de Israëliërs van doorslaggevend belang om te ontdekken wie in Nederland regelmatig met het Midden-Oosten telefoneerde.
Natuurlijk kreeg de BVD hiermee ook onschuldige burgers in het vizier, die met het uiteindelijke complot niets te maken hadden. Maar het middel was wel effectief: het werd wel mogelijk om de vier samenzweerders in een hotel te lokaliseren en te laten oppakken.
Over het effect van hun werk zwijgen inlichtingen- en veiligheidsdiensten doorgaans. Ze kunnen vanwege geheimhouding geen namen en rugnummers, laat staan aantallen verhinderde aanslagen vermelden. Of de inzet van ingrijpende bevoegdheden – zoals metadata analyse en de gegevensverzameling van een groot aantal burgers – echt nodig is, blijft daardoor inherent ingewikkeld. Die vraag zal nooit makkelijk te beantwoorden zijn en het debat daarover zal altijd, in veranderende omstandigheden, opnieuw gevoerd moeten worden. Historici kunnen echter wel een tipje van de sluier oplichten over het verleden. Door onderzoek te doen naar de effecten van het inlichtingen- en veiligheidswerk, de concrete resultaten van de inzet van inlichtingenmiddelen, kunnen zij wel iets zeggen over nut en noodzaak van dit werk. Tijd dus om meer van dit soort cases te onderzoeken.





De reis naar Nederland
De vier terroristen waren in twee groepen naar Nederland gekomen.
De eerste groep bestaande uit de 34-jarige Amin Selamih en de 27 jaar oude Joseph As'ad Azar - alias: Ziad Homsi/Homcy - vertrok op 15 augustus 1975 per vliegtuig van Damascus naar Rome. Per trein reisden zij verder naar Modena. Daar werd een grijze Alfa Romeo met het kenteken MO 255182, gekocht waarmee de twee terroristen naar Amsterdam vertrokken. In Modena werden ook de wapens opgehaald bij een niet geïdentificeerde Arabier.
De tweede groep, Abdul Sattar Ahmed Ammar (24) - alias: al-Afghani - en Abdallah Mustapha Ataya (32) reisde op 31 augustus 1975 per vliegtuig van Damascus naar Boedapest en op 3 september 1975 van Boedapest naar Amsterdam.

Selamih en Azar namen hun intrek in Hotel Neutraal op het Damrak 8 in Amsterdam, met kamernummer 54. Zij kregen opdracht vanuit Damascus om op 3 september de strijdmakkers Abdullah Ataya en Abdul Satar Ammar af te halen van Schiphol. De laatste twee namen intrek op kamer 59 in hetzelfde Hotel Neutraal.

Op 4 september 1975 hielden de vier in het hotel een vergadering over de gijzeling die ze de volgende dag zouden uitvoeren. In Amersfoort wilden ze om zes over halfnegen ‘s-ochtends de laatste wagon van de Warschau Express op weg naar Hoek van Holland kapen, omdat ze dachten dat daarin Russische Joden zaten. Tijdens hun bijeenkomst verdeelden ze alvast de in Italië aangeschafte wapens; 1x handpistool Makarow, 1x handpistool Pietro Beretta en 2x machinepistool Skorpion.

De vier Syriërs, die behoorden tot de Palestijnse verzetsorganisatie ‘al Saiqa’, hadden een in het Engels en het Frans gesteld - gestencild - pamflet bij zich met eisen aan de Nederlandse regering, namens de "Eagles of the Palestinian Revolution".
De eisen waren dat Nederland Russische Joden niet langer hielp naar Israël te emigreren en dat premier Joop den Uyl in een tv-rede zijn steun zou betuigen aan de Palestijnse zaak. De Nederlandse regering werd bij niet-inwilliging van de eisen verantwoordelijk gesteld voor het lot van de gijzelaars.

Arrestatie in Amsterdam
Wat de terroristen niet wisten was dat de Nederlandse autoriteiten hen al in het vizier hadden. Nog voordat ze naar Amersfoort konden vertrekken, werden ze in de nacht van 4 op 5 september in de boeien geslagen. Het hotelpersoneel had vooraf nauwkeurige beschrijvingen gegeven van het uiterlijk van de gasten en de indeling van hun kamers. Het arrestatieteam ging razendsnel te werk. Voordat de Syriërs maar een reactie konden bedenken, waren ze al overrompeld. Een van de agenten zou zelfs vanaf de kamerdeur in één zweefduik op het bed van de Syriërs zijn gedoken.

Enkele uren later in de morgen van 5 september 1975, tijdens een zogeheten Aurora-bijeenkomst, die elke dinsdag en vrijdag plaats vond in de kamer van het hoofd van de BVD, deed het plaatsvervangend diensthoofd Hans Neervoort, de triomfantelijke mededeling dat de Amsterdamse politie dankzij informaties van de dienst een Palestijnse terroristische actie had weten te voorkomen.

Mossad en NSA schieten BVD te hulp
Nederland kon voortijdig ingrijpen dankzij de oplettendheid van de Amerikaanse National Security Agency (NSA) en de Israëlische Mossad, die contacten tussen West-Europa en het Midden-Oosten scherp in de gaten hielden, onder meer via luisterposten in de regio. De NSA en de Mossad waren gespitst op Palestijns terrorisme sinds de bloedige aanslagen op Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München in 1972.
Uit allerlei voor- en nabeschouwingen over de Oktoberoorlog van 1973 wordt duidelijk dat de Israëliërs beschikten over ingenieus werkende afluistersystemen. Op de berg Hermon bijvoorbeeld, op de Golan-hoogvlakte bij Mitzpe Shlagim ("Snow Lookout") werd dataverkeer geïntercepteerd.

In het NRC Handelsblad van 21 november 1998 beschrijven Cees Wiebes en Bob de Graaff hoe de BVD verschillende keren hulp kreeg van de Amerikaanse CIA. Ten tijde van de gijzeling van de Franse Ambassade door leden van het Japanse Rode Leger in 1974 in Den Haag stelde de CIA een ruimte tegenover de Franse ambassade en middelen ter beschikking. Er werd een camera gericht op de Franse ambassade en er werden richtmicrofoons gebruikt om de gesprekken tussen de gijzelnemers op te kunnen vangen. Verder stelde de CIA afgeluisterd berichtenverkeer van de National Security Agency (een Amerikaanse inlichtingendienst) beschikbaar. Toen de BVD niet in staat bleek om uit de afgetapte berichten telefoonnummers uit het Midden Oosten te vissen, deed de CIA dat zelf binnen enkele uren.

Datamining
Na de Olympische Spelen in München spraken veiligheidsdiensten af meer samen te werken om nieuw onheil te kunnen voorkomen. Op het hoofdkantoor van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) kwamen per telex dagelijks lijsten binnen met telefoonnummers van verdachte personen en organisaties in het Midden-Oosten. In een tijd zonder vergevorderde automatisering vormden die gegevens hooguit het ruwe materiaal voor een ingewikkelde aanpak van mogelijke terroristen. Deze prille vorm van datamining, het speuren naar de potentieel gevaarlijke contacten, was het zoeken naar een speld in een hooiberg.

PTT belangrijke partner BVD
Het spoor naar de vier Syrische terroristen dankte de BVD ook aan de PTT.
Op een paar honderd meter afstand van Hotel Neutraal aan het Damrak, in het PTT-gebouw achter het Paleis op de Dam, aan de Nieuwezijds Voorburgwal 182, hoek Raadhuisstraat en Spuistraat, zat de centrale waar in die tijd nog alle gesprekken met het buitenland moesten worden aangevraagd.
Gegevens van gesprekken met het Midden-Oosten werden overgezet op ponskaarten. Die vergeleek de BVD met door collega-diensten aangeleverde nummers van verdachte personen en organisaties. Op die manier werd duidelijk dat er vanuit Hotel Neutraal was gebeld met verdachte contacten in het Midden-Oosten.

In het boek van historicus Dick Engelen “Frontdienst” staat uitgebreid te lezen hoe de BVD in de zeventiger jaren van de 20e eeuw lange lijsten met data afkomstig uit het buitenland dagelijks en handmatig vergeleek met PTT-gegevens van telefoongesprekken gevoerd vanuit Nederland.
Niemand kon toen vermoeden dat veertig jaar later de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van dataverzameling die vlucht zou nemen die het heeft gedaan. De techniek heeft ervoor gezorgd dat het opvragen van data min of meer ‘de gewoonste zaak van de wereld’ is en alleen nog de meest fervente vechters voor privacy kan verontrusten. Na het eerste decennium van de 21e eeuw is het vanzelfsprekend om in het kader van terrorismebestrijding samenwerking te signaleren tussen ‘geheime’ diensten en telecomproviders.

Bronbescherming bijna fataal
De samenwerking tussen BVD en PTT was in 1975 zo geheim dat voor deze operatie als geheel zelfs een codenaam was bedacht. De codenaam beschermde niet alleen de bron(nen), maar eveneens de nationale en internationale samenwerking - ook wel modus operandi genoemd. Die bronbescherming gaf de nodige problemen bij de noodzakelijke exploitatie van gegevens richting Justitie, politie en het Openbaar Ministerie. De (Hoofd-)officier van Justitie wilde tegen mogelijke terroristen wel actie ondernemen, maar op grond waarvan? In ieder geval niet op grond van anonieme bronnen bij de BVD.

Bij een ingelast bezoek door de Amsterdamse vreemdelingendienst aan Neutraal bleek tijdens een controle van de administratie dat er ‘vier Arabieren’ met Syrische paspoorten logeerden. De hotelier vertelde dat er inderdaad was gebeld met buitenlandse nummers en dat de betreffende mannen op dat moment niet aanwezig waren. Het verzoek van de politie om even op de kamer te mogen kijken werd ingewilligd. Daar werden de wapens toen al gevonden, maar om de Syriërs te kunnen arresteren moesten ze blijven liggen. Tot het moment van de inval bleef de politie het hotel observeren.
Het op zich volstrekt logische bezoek van de Amsterdamse vreemdelingenpolitie aan de hoteleigenaar van Neutraal was een gouden greep. De politie kon na verkregen informatie van de eigenaar een proces-verbaal indienen bij Justitie, die vervolgens tot arrestatie kon overgaan.
In het boek van journalist Siem Eikelenboom "Niet bang om te sterven" staat ook dat er voorafgaande aan de arrestatie van de vier Syriërs een tip van de BVD bij de politie was binnengekomen. De BVD schrijft hierover in een editie van “PANORAMA” die de periode van 1 april tot 1 oktober 1975 behandelt:

“Dankzij informaties van de Dienst afkomstig, kon de Amsterdamse Politie op 5 september 1975 overgaan tot de arrestatie van vier op Syrische paspoorten in Nederland vertoevende Palestijnen. Volgens hun verklaringen en de op hen gevonden papieren waren zij van plan om in opdracht van Saiqa - de door de Syrische regering gesteunde Palestijnse verzetsorganisatie - de inzittenden van de Russische wagen van de Warschau-expres, op het moment dat deze zich op weg naar Hoek van Holland op het station in Amersfoort bevond, in gijzeling te nemen. De bedoeling was daarna de Nederlandse regering bepaalde uitspraken af te dwingen met betrekking tot Israël en de Palestijnse kwestie.”

Het pro-Syrische ‘Al Saiqa’
Al Saiqa werd kort na de junioorlog van 1967 opgericht als militaire arm van de ‘Vanguards of the Popular War of Liberation’. Ideologisch volgde ze de lijn van de Syrische Baath-partij; daardoor te beschouwen als instrument van de Syrische regering en in hoge mate afhankelijk van de Syrische inlichtingendienst.
Al Saiqa werd geleid door Zuheir Mohsen, een hoge Syrische legerofficier. Mohsen was tevens een van de topmensen binnen de Palestinian Liberation Organization, waarvan Al Saiqa deel uitmaakt.
Hij was verantwoordelijk voor militaire zaken in het Executief Comité van de PLO. Vanwege de contacten van Al Saiqa met de Syrische inlichtingendienst en gelet op de positie van Mohsen, is het waarschijnlijk dat de Syrische autoriteiten op de hoogte waren van de al Saiqa activiteiten.

Eerdere Saiqa activiteiten in Europa
Op 30 augustus 1973 werden op de luchthaven van Beiroet twee Saiqa leden, die in het bezit waren van wapens, gearresteerd. Het tweetal was van plan naar Bratislava te reizen. Treinen die Joodse emigranten uit Rusland naar het doorgangskamp Schönau in Oostenrijk brachten, stopten in Bratislava.
Op 8 september 1973 werden twee personen, voorzien van Libanese paspoorten door de Oostenrijkse douane aan de grens tussen Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk aangehouden en teruggestuurd; ze waren afkomstig uit Bratislava. Op 28 september 1973 kwamen - mogelijk dezelfde - twee personen terug met de trein uit Bratislava; zij waren in het bezit van machinepistolen en handgranaten en gijzelden een drietal treinreizigers. Volgens een door de terroristen meegebracht pamflet behoorden zij tot de organisatie "Eagles of the Palestinian Revolution". Bij deze gijzeling van drie Russische Joden, eisten de terroristen de sluiting van een doorgangsoord voor Russische Joden in Schönau.

De Oostenrijkse regering onder leiding van Bruno Kreisky (zelf Joods) gaf toe.

De Oostenrijkse kanselier Bruno Kreisky heeft op dinsdag 23 oktober 1973 in het Oostenrijkse parlement ervoor gepleit, dat het land door moet gaan met het verlenen van vrije en ongehinderde doorgang aan Russische Joden, die naar Israël reizen. De kanselier zei een en ander tijdens een speciaal debat over de gebeurtenissen van 28 en 29 september, toen twee Arabische terroristen vier personen, onder wie drie Russische Joden, gijzelden. De terroristen lieten de gijzelaars gaan, nadat Kreisky hen had verzekerd dat het doorgangskamp voor Russische Joden, Schönau, zou worden gesloten. Kreisky legde er in zijn rede de nadruk op, dat het nooit een eis van de terroristen is geweest om de joden ongehinderde doorgang via Oostenrijk te belemmeren.
Sinds de gijzeling van 28 en 29 september 1973 is de opvang van Joden in Schönau normaal doorgegaan. De Oostenrijkse regering vraagt zich momenteel af op welke manier de Joden doorgang zal moeten worden verleend, zonder dat zij in het kamp Schönau worden opgevangen. Het landgoed Schönau, sinds 1971 doorvoercentrum voor meer dan 80.000 Sovjet-Joden die vla Oostenrijk naar Israël emigreerden, sluit maandag na het vertrek van de laatste groep. De regering van kanselier Kreisky besloot hiertoe 29 september in ruil voor de levens van vier gijzelaars die door Arabische guerrillastrijders gevangen waren genomen.

Nederland was na Oostenrijk een logisch volgend doel voor al Saiqa omdat het land een prominente rol speelde bij de emigratie van Russische Joden. Nadat de Sovjet-Unie als reactie op de Zesdaagse Oorlog van 1967 de diplomatieke betrekkingen met Israël had verbroken, verzorgde het Nederlandse consulaat in Moskou, en daarmee het ministerie van Buitenlandse zaken in Den Haag, de uitreisvisa van deze groep.

Opleidingscentrum in Moskou
Net als de leden van andere Palestijnse bevrijdingsorganisaties kregen de strijders van Al Saiqa trainingen in de Sovjet-Unie. In het opleidingscentrum van het toenmalige KGB in Balashikha, ten noordoosten van Moskou, leerden ze militaire vaardigheden, maar ook de fijne kneepjes van politieke indoctrinatie. Zeker twee van de vier naar Nederland gestuurde terroristen, Amin Selamih en Joseph Assad Azar, hadden een dergelijke opleiding gevolgd. Selamih verklaarde na zijn arrestatie: "Tijdens mijn opleiding in Rusland tot verzetsstrijder heb ik met allerlei wapens leren omgaan"

Jonathan Haslam, een Britse Professor aan ‘the History of International Relations’ at the University of Cambridge , heeft het in in zijn boek ‘Near and Distant Neighbours’ over trainingen die de Russen sinds september 1973 aan de PLO gaven. Hij vermeldt ook dat de Russen – waarschijnlijk gebruikmakend van de aanwezigheid van de PFLP - wapens verstrekten aan onder meer de Italiaanse ‘Brigate Rosso’ (Rode Brigade) en hen ook les gaven in het maken van bommen.

Tijdens de ochtendbespreking van de BVD, Aurora genoemd, op vrijdag 10 oktober 1975 kwam ter sprake dat het hoofd van de BVD, Andries Kuipers, in Rome enige tijd doorbracht bij de zogeheten Europese cursus. Een BVD-medewerker direct betrokken bij deze verijdelde gijzelingszaak kan zich herinneren dat Kuipers tijdens deze cursus van een Italiaanse collega te horen had gekregen dat er met enige regelmaat wapenleveranties plaatsvonden vanuit de Sovjet-Unie aan terroristische organisaties in Italië, waar de Communistische Partij (Partito Comunista Italiano/ PCI) bij
betrokken zou zijn. In Modena (waar al Saiqa de wapens had opgehaald bij een niet geïdentificeerde Arabier) was de PCI met een percentage van rond de 50% tussen 1946 en 1990 steeds de grootste politieke partij.

Joodse exodus uit Rusland
Al Saiqa pleegde in de jaren zeventig verschillende aanslagen in West-Europa. Die waren onder meer bedoeld om een einde te maken aan de emigratie van Russische Joden naar Israël. De Britse journalist en militair historicus, Colin Smith, verwijst in zijn boek 'Carlos: Portrait of a Terrorist', naar een artikel van eind 1975 in de krant 'The Times', waarin wordt beweerd dat de Sovjet-Unie nadrukkelijk betrokken was bij de in Nederland verijdelde gijzelingsactie door de vier Syriërs, omdat Moskou de braindrain van Joden wilde stoppen.
Nederland heeft zich daar nooit over uitgelaten. Maar hoe is het anders te verklaren dat Mr Aleksandr Rylov van de Russische ambassade in Den Haag contact zocht met het Nederlandse ministerie van Justitie en zijn hulp aanbood bij de identificatie van de Syriërs aan de hand van hun paspoortnummers. Het ministerie hield echter de boot af.

 Nederlands consulaat in Moskou
De analyse van ‘The Times’ was dat indien de treinkaping en de gijzeling van Russische joden was gelukt, de Sovjet autoriteiten druk hadden kunnen uitoefenen op de Nederlandse regering (de Nederlandse ambassade behartigde immers de Israëlische belangen in Moskou) om te stoppen met het afgeven van visa aan Sovjet joden met het doel te emigreren. Niemand had immers belang bij het feit dat deze treinen met joodse emigranten doelwit waren van terroristische aanslagen. Precies dat nu was de reden waarom Bruno Kreisky het opvangkamp Schönau in Oostenrijk had gesloten.

Ook het dagblad ‘De Telegraaf’ waagde zich aan bespiegelingen over de rol van Moskou. Deze krant kopte op 30 oktober 1975:
“Russen speelden vreemde rol in gijzelcomplot”.

“De Russen hebben een merkwaardige rol gespeeld in het onlangs voorkomen complot van de vier Syriërs die hier in Nederland de Russische wagon van een D-trein wilden overvallen en die inmiddels zijn veroordeeld.
De leider van het complot en een van de andere terroristen blijken volledig in de Sovjet-Unie te zijn opgeleid. Het ging hier zowel om een politieke opleiding als om een training in het omgaan met wapens.

Zodra het nieuws van de arrestatie van de vier Syriërs bekend werd, vervoegde een functionaris van de Russische ambassade in Den Haag bij het ministerie van Justitie om de paspoortnummers van de gearresteerden op te vragen. Hij beweerde dat zijn ambassade mogelijk behulpzaam zou kunnen zijn bij de identificatie van de aangehoudenen.
De Nederlandse autoriteiten zijn niet op dit verzoek ingegaan. Onduidelijk is wat de werkelijke motieven van dit Russische aanbod tot assistentie zijn geweest. Onduidelijk is ook waarom de Nederlandse regering de Russische rol zowel bij de opleiding van de Syrische terroristen als bij de ontknoping van het complot geheim heeft willen houden.
Voor ingewijden staat het vast, dat de Nederlandse regering. wanneer de overval, die op het station van Amersfoort had moeten plaatsvinden, zou zijn doorgegaan danig in verlegenheid zou zijn gebracht tegenover de Sovjetregering.

Dit te meer omdat het onzeker was, of de Syriërs zonder het gebruik van springstoffen de Russische slaapwagens hadden kunnen binnendringen. Westelijk van het „IJzeren Gordijn" pleegt de Russische slaapwagenconducteur de toegangsdeuren, ook die naar de andere wagons, afgesloten te houden, behoudens voor het laten in- of uitstappen van passagiers. Aannemende, wat waarschijnlijk lijkt, dat de conducteur niet in het complot zat, zou deze waarschijnlijk niet hebben opengedaan en zou een kleine springlading nodig zijn geweest om de deuren te forceren. De Syriërs hadden daartoe springstoffen bij zich.

Dit alles zou de Nederlandse regering in de positie hebben gebracht dat zij tegenover de Sovjetregering haar leedwezen had moeten betuigen, maar in de praktijk gebruiken de sovjets dergelijke situaties altijd om er een voordeeltje uit te slaan en vermoedelijk zou ons land gedwongen zijn het verstrekken van consulaire faciliteiten aan emigrerende Russische joden op onze ambassade in Moskou te beperken.

Wilden Russen Den Haag in verlegenheid brengen?
De aanwijzingen stapelen zich op dat de Russen zelf meer hebben geweten van de plannen van de vier gearresteerde en inmiddels veroordeelde Syriërs, die in de Russische slaapwagon van de D-trein uit Hoek van Holland gijzelaars hadden willen nemen. Het wordt niet uitgesloten en zelfs waarschijnlijk geacht dat de Russen via deze Syriërs Nederland als consulaire zaakwaarnemer voor Israël in Moskou, tot iets hadden willen dwingen, mogelijk tot het beperken of zelfs stopzetten van de uitgifte van inreis- of doorreisvisa voor joden die uit de Sovjet-Unie naar Israël willen emigreren.”

Reactie Binnenlandse veiligheidsdienst
Dat ‘De Telegraaf’ hier een punt had, bleek uit het feit dat de top van de BVD reageerde als door een wesp gestoken. De BVD was namelijk van mening dat er sprake moest zijn van een lek. (Aurora vrijdag 31 oktober 1975).
Of er daadwerkelijk sprake was van een lek en waar dit lek zich zou moeten bevinden is niet eenvoudig te achterhalen. Wel werd met grote spoed door de BVD onmiddellijk contact opgenomen met het hoofd van de afdeling Voorlichting van Buitenlandse zaken om een gezamenlijk persbeleid af te spreken.

Nederlandse regering capituleert niet
Nederland had even getwijfeld wat het met de arrestanten moest doen, gaf minister van Justitie Dries van Agt destijds toe voor de televisiecamera’s. Berechten of uitwijzen? De vier beschikten over Syrische paspoorten (pikant detail: in twee van de vier stond als beroep ‘vrijheidsstrijder’ vermeld). Maar de kans bestond dat Damascus zou ontkennen dat die documenten echt waren. Dan konden de mannen niet worden uitgewezen.
En waarom zou je eigenlijk voor die weg kiezen? De vier in Nederland gevangen houden hield het risico in dat sympathisanten hier acties zouden gaan ondernemen met hun wapenbroeders als inzet. Van Agt noemde een mogelijke uitwijzing daarom ‘wijken voor terreur die nog niet eens realiteit is, maar waarvan je vreest dat die zou kunnen komen; dat is weer een stap verder in de capitulatie voor terreur.’

REACTIE door VAN AGT NA mijn BEROEP OP ZIJN GEHEUGEN VAN VEERTIG DAARVOOR



Berechting
Al voordat het Palestijns terrorisme in september 1969 ook in Nederland had toegeslagen, was in november 1968 de relatie van de BVD met de Israëlische inlichtingendienst bestendigd en versterkt. Zo verleenden Mossad-medewerkers ook hulp bij de vertaling van de verklaringen die de vier in ons land gearresteerde terroristen aflegden bestemd voor de rechtbank.
De in Libanon geboren Josef Asad Azar, bijgenaamd Homcy, liet in gesprekken met de BVD en de Mossad doorschemeren dat hij en zijn vriend Amin Selamih goede contacten hadden met ‘al Saiqa’ en de PLO in Damascus of dat zij zelfs deel uitmaakten van de inlichtingendienst van de PLO.
Op de zitting zelf werd nog eens duidelijk dat de Syriërs van plan waren geweest de in beslag genomen wapens ‘metterdaad’ te gebruiken.

Volgens de rechtbank verklaarde Selamih het volgende:

"Op of omstreeks 22 augustus 1975 kwam ik samen met Josef Asad Azar per auto uit Italië in Amsterdam. In Italië hebben wij de wapens gekocht. In opdracht van een onderafdeling van de PLO in Damascus - waarvan ik lid ben - moesten wij, Selamih en Azar, in samenwerking met twee andere strijdmakkers, Abdullah Ataya en Abdul Satar Ammar, aandacht vragen voor de Palestijnse kwestie en eventueel gezamenlijk een gijzelingsactie ondernemen.”

Desondanks woog de rechtbank de beoogde gijzeling in het uiteindelijke vonnis niet mee, omdat er nog geen begin was gemaakt met de uitvoering van die actie. De vier werden wegens overtreding van de Vuurwapenwet op 8 oktober 1975 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.



27 februari 2016

KPN werkt al eeuwen samen met politie

Samenwerking KPN en AIVD of politie heeft wel degelijk nut

De KPN maakt zich zorgen over hackbevoegdheid politie, maar werkt al eeuwen samen met politie en inlichtingendiensten


Dat de politie straks de bevoegdheid krijgt om te hacken is 'heel zorgelijk', zegt Jaya Baloo van KPN, verantwoordelijk voor de veiligheid van IT bij het telecombedrijf, in een gesprek met Huib Modderkolk van de Volkskrant. [27 februari 2016]

Al eerder [NRC, 3 september 2015] schreef ik dat de bezwaren van KPN tegen medewerking aan nieuwe inlichtingenwetten hypocriet zijn. Het bedrijf doet al decennia klussen voor inlichtingendiensten.

Samenwerking KPN en AIVD heeft wel degelijk nut

Telecombedrijven als de KPN zijn verplicht mee te werken aan onderschepping van communicatie. Het nieuwe tapbeleid gaat verder, spitst zich toe op kabelverkeer en is ongerichter dan ooit, waardoor er meer niet-verdachte burgers in het sleepnet van inlichtingendiensten raken.

"Nederland is door verdragen gebonden aan de waarborging van persoonlijke vrijheden", schreef KPN in 2015 als reactie op het voorstel voor een nieuwe inlichtingenwet.
"De medewerkingsplicht voor ondernemingen is voorzien van vergaande geheimhoudingsplichten en onttrekt zich – zoals de ervaring leert – aan enige mate van adequate rechtsbescherming."

KPN zegt in februari 2016 dat veilige communicatie bevochten moet worden. Natuurlijk probeert KPN de klant te paaien, met als voorbeeld de strijd tussen Apple en de FBI over het ontsleutelen van de beveiligde iPhone. " (...) de zorgplicht die wij (..) voor onze klanten hebben staat onder druk.'

KPN surft hier mee op de kritiek van burgerrechtenorganisaties. Dat is hypocriet, want het is de telecombedrijven vooral te doen om de kosten die ermee gemoeid zijn en om de klanten gerust te sussen.

KPN werkt al eeuwen samen met politie

Bovendien werkt KPN – en dienst voorganger PTT – al decennia samen met de inlichtingen- en politiediensten. Daar is het bedrijf altijd trots op geweest: de strijd tegen terrorisme dient immers een nobel doel.

Dankzij samenwerking tussen PTT/KPN en de Amsterdamse politie werd in 1975 een treinkaping door vier Syriërs voorkomen. Inlichtingendiensten hadden met behulp van SIGINT (signal intelligence) delen van telefoonnummers in het Midden-Oosten onderschept en deze metadata gedeeld met de BVD, nu AIVD. Deze metadata leidden tot de ontdekking van de Syriërs, die in een hotel in Amsterdam voorbereidingen troffen voor de treinkaping.

Samenwerking hard nodig

Met de hulp van de PTT/KPN konden AIVD en politie deze terroristische aanslag voorkomen. De samenwerking tussen telecombedrijven en inlichtingdiensten bewees dus toen al zijn nut. 
En die samenwerking zal juist nu hard nodig blijven.

2 januari 2016

VVD-ministers houden terreurdreiging op niveau ‘substantieel'

Werkt spreekverbod imams tegen radicalisering?


Zeven imams kregen eenverbod van de Eindhovense burgemeester Rob van Gijzel om te spreken op een conferentie in een moskee, meldde de Volkskrant op woensdag 23 december 2015. Dat besluit werd genomen na Kamervragen aan VVD-minister Van der Steur, de allerhoogste baas van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) om radicalisering binnen de gemeente tegen te gaan. Je moet je afvragen of dat een positief resultaat heeft of dat een spreekverbod juist contraproductief werkt.

Van Gijzel had komst predikers naar Al Fourqaan-moskee Eindhoven niet mogen verbieden - 30 januari 2017


Op zijn website is te lezen dat de NCTV binnen de rijksoverheid als enige verantwoordelijk is voor terrorismebestrijding, cyber security, nationale veiligheid en crisisbeheersing. Een soortgelijke formulering was ooit te lezen op de websites van AIVD en MIVD. Die lijken nu als toeschouwers op de tribune zitten. De AIVD mag nog zijn jaarlijkse prioriteiten bij elkaar harken. Voor 2016 zijn dat cyberdreiging, ontwikkelingen aan de randen van Europa en spanningen tussen bevolkingsgroepen in Nederland. Een rol bij terrorismebestrijding kent minder prioriteit, hoewel de praktijk anders uitwijst.

Onvoorspelbaar maar voorstelbaar.


Bij de AIVD groeide in 2002 het besef dat de dienst tekort zou schieten zolang hij alleen zou blijven informeren over concrete en/of voorspelbare dreigingen. Toenmalig hoofd AIVD, Van Hulst: “We werken hard om aanslagen te voorkomen, in de wetenschap dat het toch een keer gaat gebeuren”. Dus moest er eerder worden gewaarschuwd aan de hand van analyses over voorstelbare dreigingen. Die rol werd snel opgepakt door de NCTV, maar dreigt nu zijn onafhankelijke hand te overspelen.

Het is volstrekt logisch dat terreurdreiging onder druk van VVD-ministers op niveau ‘substantieel’ wordt gehouden vanwege stembusvoorspellingen. Je kunt dat de eerste jaren niet naar beneden bijstellen zonder dat dit gevolgen heeft voor de verdeling van Kamerzetels.
De vraag is; hoe serieus is dan nog dat dreigingsbeeld? Het kabinet heeft kennelijk electorale belangen de angst onder de bevolking hoog te houden.

De NCTV vindt het zelf ook steeds lastiger een duidelijk beeld te schetsen. Coördinator Schoof motiveert steeds warriger waarom er een substantiële dreiging is en beweert zelfs elke dag de dreigingen opnieuw vast te stellen. Als dat zo is dan zou elke dag een wisselend niveau moeten gelden en niet al enige jaren hetzelfde. De coördinator vindt als spreekpop van het kabinet eerst de uitreizigers bedreigend en dan weer de terugkeerders. Soms krijgen de ‘lone wolves’ de eer om de gevaarlijksten te zijn, dan weer jihadisten die meereizen met asielzoekers.
Om het dreigingsniveau hoog te houden wordt ‘dankbaar’ gebruik gemaakt van aanslagen in andere Europese landen, of van een enkele geconstateerde vervlechting met ‘de’ criminaliteit. Zelfs het vertrek van één enkele militair naar Syrië óf Irak is voldoende reden verontwaardiging op te wekken bij de bevolking. En aanslagen in Nederland?

Spreekverbod imam kan radicalisering aanwakkeren

Door een spreekverbod voor imams wordt geprobeerd radicalisering tegen te gaan. Het is echt nog te vroeg te kunnen beoordelen of dat is gelukt. Want volgens de NCTV kan radicalisering ook worden aangewakkerd door ‘verlangen naar politieke rechtvaardigheid of wraak voor gevoeld onrecht’. Gevoelens van onrecht zijn onweerlegbaar want het Eindhovense moskeebestuur stapte naar de rechter.

De Coördinator wekt de indruk dat dreigingen bewust substantieel worden gehouden.
Adviezen aan gemeenten om radicalisering door het opleggen van spreekverboden tegen te gaan worden door betrokken VVD-bewindslieden geïnitieerd.
De NCTV moet niet langer beweren als enige instantie politiek verantwoordelijk te zijn voor terrorismebestrijding.

Het is de hoogste tijd dat inlichtingendiensten als AIVD en MIVD hun goede naam en faam op dit terrein heroveren en ten aanzien van staatsveiligheid en democratische rechtsorde een zelfstandiger rol opeisen. Bovendien moeten zij zich op het gebied van cyberspionage en –security meer als onafhankelijke kenners profileren en vervolgens gevreesde bestrijders van economische spionage worden.


Een bewerkte versie verscheen 
op dinsdag 29 december 2015
in de Volkskrant Opinie & Debat
http://www.volkskrant.nl/opinie/stembusvoorspellingen-houden-terreurdreiging-substantieel~a4215274/



Van Gijzel had komst predikers naar Al Fourqaan-moskee Eindhoven niet mogen verbieden - Geplaatst op 30 januari 2017
Toenmalig burgemeester Rob van Gijzel van Eindhoven had stichting Waqf in december 2015 niet mogen verbieden 7 omstreden gastsprekers uit te nodigen voor een islamitische conferentie in de Al Fourqaan-moskee in zijn stad.
http://www.ed.nl/regio/eindhoven/van-gijzel-had-komst-predikers-naar-al-fourqaan-moskee-eindhoven-niet-mogen-verbieden-1.6866953#.WI9EKYB8C7M.twitter







Overheidssurveillance is ook inlichtingenwerk

Bits of Freedom verwart politieonderzoek met discriminatie In TROUW van vrijdag 23 februari 2024 beticht Lotte Houweling van Bits of Free...